a1b - woordsoorten zelfstandig, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Je leert over zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
- Uitleg werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
(10 min.)
- Uitleg zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoord
(10 min.)    
- Zelf aan de slag opdracht opdracht 1, 2, 3 en 6 (blz. 121
(5 min.)
- Bespreken opdracht 1 en 2
(5 min.)
- huiswerk voor na de voorjaarsvakantie opdracht 3 en 6

Slide 3 - Slide

  • Als in een zin met een ww.gezegde maar één werkwoord staat dan is dat een ZELFSTANDIG WERKWOORD.  Het ww geeft aan wat het onderwerp doet!

  • Als in een zin met een nw.gezegde maar één werkwoord staat dan is dat een KOPPEL WERKWOORD. Het ww geeft aan wat het onderwerp is (het koppelt een eigenschap, toestand of kenmerk)!

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: de werkwoorden in deze zin zeggen wat het onderwerp 'doet'.

vb. Tim zoekt al jarenlang naar die brief. 
Tim = onderwerp
zoekt = persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
vb. Tim heeft jaren naar die brief gezocht
pv = heeft
ww gez = heeft gezocht
heeft = hulp werkwoord
zelfstandig werkwoord = gezocht

vb. Tim zal desnoods nog jaren naar die brief blijven zoeken.


Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
vb. Tim zal desnoods nog jaren naar die brief blijven zoeken.
pv = zal
ww gez = zal blijven zoeken
hww = zal, blijven
zww = zoeken

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijke gezegde

Slide 8 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp) 'is', wordt of blijft.

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
een werkwoordelijk en een naamwoordelijk deel.
Het werkwoordelijk deel is werkwoord dat het naamwoordelijk deel koppelt. (koppelwerkwoord)

Slide 9 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 'is', wordt of blijft en geeft altijd een eigenschap, kenmerk of toestand weer van het onderwerp.


B (beroep)
E (emotie)
T (toestand)

Slide 10 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde
1.[Naamwoordelijk deel], zegt iets over het onderwerp



2. Werkwoordelijk deel, een koppelwerkwoord, is nodig om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen.

Slide 11 - Slide

Koppel- versus hulpwerkwoorden
Een werkwoordelijk gezegde kent hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden.

Een naamwoordelijk gezegde kent koppelwerkwoorden en hulp werkwoorden. Ww in de vorm van: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en vóórkomen - (ZWOBBELS+HDV).

Zelfstandige en hulp werkwoorden: werkwoord met een duidelijke betekenis en kun je NIET weglaten.

Slide 12 - Slide

H4 Woordsoorten: soorten werkwoorden
  • 3 soorten: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord (zww, kww, hww)
  • Zin met 1 werkwoord: zww of kww.
  • Zin met meerdere werkwoorden: slechts 1 zww OF kww, de rest is hww.
  • Koppelwerkwoorden: ZWOBBELS+HDV
  • Zww of kww kun je niet weglaten.
  • Zww of kww staat meestal achterin de zin. 

Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag
Maak zelf in stilte opdracht 1 en 2 (blz. 120)
Na 5 minuten bespreken we de opdrachten klassikaal
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 120)
Opdracht 1
1. kan - hww, verteren - zww
2. zullen - hww, lijden - zww, hebben - hww
3. vind - zww
4. blijken - hww, veranderen - zww
5. mogen - hww, barbecueën - zww
6. kunnen - hww, internetten - zww

Slide 15 - Slide

Antwoorden opdracht 1 (blz. 120)
Opdracht 2
1. kan - hww, blijken - kww
2. blijven - kww
3. schijnen - hww, kunnen - hww, zijn - kww
4. zijn - hww, geworden - kww
5. blijken - hww, zijn - kww
6. worden - kww


Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 3 en 6 (blz. 121)
en leer de koppelwerkwoorden en H1 t/m H4

Maak van Cambiumned.nl


Slide 17 - Slide

Je kunt...
zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen en juist toepassen.

Slide 18 - Slide