Lundi le 4 décembre (h2c-s49)

Bientôt la Saint-Nicolas!
Bonjour!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bientôt la Saint-Nicolas!
Bonjour!

Slide 1 - Slide

menu du jour
- la Saint-Nicolas
- uitleg apprendre 10
- oefenen met lezen
- oefenen met gram I

Slide 2 - Slide

Wanneer is Sinterklaas in Frankrijk?
A
5 december
B
6 december
C
25 december
D
26 december

Slide 3 - Quiz

Waar word het gevierd in Frankrijk?
A
Noord-Frankrijk
B
Alleen Nantes
C
Zuid-Frankrijk
D
Alleen Parijs

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Waar gingen de kinderen heen?
A
de bakker
B
de dierenwinkel
C
de kringloop
D
de slager

Slide 6 - Quiz

Wat vroegen ze aan de slager?
A
Of ze daar mochten logeren.
B
Of ze daar mochten eten.
C
Of ze vlees mochten kopen
D
Of ze Saint-Nicolas mochten zien.

Slide 7 - Quiz

Wat heeft de slager in zijn hand?
A
Een vork
B
Een lepel
C
Een zaag
D
Een slagersmes

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurde er met de kinderen?
A
Ze kregen ham.
B
Ze gingen slapen.
C
Ze werden in plakjes gehakt.
D
De slager at de kinderen.

Slide 9 - Quiz

Wat vliegt er over het huis?
A
Kraaien
B
Meeuwen
C
uilen
D
Duiven

Slide 10 - Quiz

Waarom ging Saint-Nicolas naar de slager?
A
Om er te logeren.
B
Om daar te eten.
C
Om de kinderen te redden.
D
De kinderen te eten.

Slide 11 - Quiz

Welke kleur heeft de uil?
A
Rood
B
Blauw
C
Groen
D
Geel

Slide 12 - Quiz

At Saint-Nicolas het eten dat de slager gaf?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Met hoeveel vingers toverde Saint-Nicolas de kinderen terug?
A
5
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Na hoeveel jaar bevrijde Saint-Nicolas de kinderen?
A
28 jaar
B
5 jaar
C
12 jaar
D
7 jaar

Slide 15 - Quiz

uitleg apprendre 10 p.118
meervoud
zelfstandig naamwoorden

Slide 16 - Slide

HOOFDREGEL


zelfstandig nw meervoud = zelfstandig nw enkelvoud + s
de lidwoorden le, la, l' wordt les
de lidwoorden un en une wordt des

Slide 17 - Slide

BIJZONDERHEDEN
eindigt op -s            + [niets]                     le bus → les bus
eindigt op -x            + [niets]                     le prix → les prix
eindigt op -z            + [niets]                     le nez → les nez

eindigt op -au          -aux                            le bureau  → les bureaux
eindigt op -eu          -eux                            le jeu          → les jeux
eindigt op -al            -aux                            l’animal     → les animaux

Slide 18 - Slide

BIJZONDERHEDEN
LET OP - 2 hele bijzondere vormen:

le travail  →  les travaux   (de werkzaamheden)
l'oeil          →  les yeux         (de ogen)

Slide 19 - Slide

Meervoud van la fille
A
les filles
B
les fillex
C
les fils
D
les fills

Slide 20 - Quiz

Maak meervoud:
un hôtel
A
l'hôtels
B
les hôtels
C
des hôtels

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van:
le cheval
A
les cheveaux
B
les chevals
C
les chevaux
D
les cheveux

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van:
le gâteau
A
les gâteaus
B
les gâteaux
C
le gâteaux
D
gâteaux

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van:
le tapis
A
les tapis
B
les tapiss
C
les tapises
D
le tapis

Slide 24 - Quiz

Meervoud van l'hôpital
A
les hôpitalles
B
l 'hôpitals
C
les hôpitaux
D
les hôpitaus

Slide 25 - Quiz

Zet deze zin in het meervoud:
L'animal est dangereux.

Slide 26 - Open question

Zet deze zin in het meervoud:
L'oeil est vert.

Slide 27 - Open question

Maintenant & les devoirs 8/12
- maken grammaire I extra exercices 8F-G p.124
- maken lire extra I ster 1 p. 120-22
 




Slide 28 - Slide