Les 17

Goedemorgen!
Goedemorgen!
Het thema van vandaag:


Figuurlijk taalgebruik
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Goedemorgen!
Het thema van vandaag:


Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
wat kunnen/weten we aan het eind van deze les?

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 

Na deze les kun je :

- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen
- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
- de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek


Slide 2 - Slide

Lesplanning
  • Nieuwe theorie: figuurlijk taalgebruik
  • Opdracht
  • Zelfstandig werken
  • Nabespreking 

Slide 3 - Slide

Neem figuurlijk taalgebruik niet letterlijk

Slide 4 - Slide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Voorbeeld:

Letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

Waarom?

Alvast aan het werk? 
Blz. 38 Maken: 1 t/m 11

Slide 5 - Slide

Uitleg: letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
.

vb. Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).

Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
vb. Ga de klas uit!

Slide 6 - Slide

Opdracht
Schrijf ten minste vijf voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.

  • Bedenk daarbij wat er zou gebeuren als je dat letterlijk neemt
timer
3:30

Slide 7 - Slide

figuurlijk taalgebruik    
vergelijking
metafoor
De schrijver/spreker vergelijkt iets met een beeld. 
 
beeld + waar het naar verwijst (origineel)
De schrijver/spreker gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt. 

alleen het beeld 
Jouw kamer lijkt wel een zwijnenstal. 

Steven, een echte angsthaas, ging er als eerste vandoor.
Wat een zwijnenstal!


De angsthaas ging er als eerste vandoor. 

Slide 8 - Slide

Filmpje

Slide 9 - Slide

Metafoor

• Bij een metafoor wordt het object/werkelijkheid weggelaten: het wordt vervangen door het beeld. Betekenis moet je zelf vaststellen.





Slide 10 - Slide

Metafoor

Bij een metafoor vervang je het object (de werkelijkheid) door een beeld. Let op: ook spreekwoorden zijn vaak metaforen!

  1. Ruim die zwijnenstal eens op!
  2. De appel valt niet ver van de boom.


Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Blz. 38
Maken: 1 t/m 11
Klaar? Leren voor de toets (Les 12, 25, 26 & 40) 
(Samenvatten, vragenstellen, opdrachten maken)

Vragen? Stel ze!

Slide 12 - Slide

Afronding
Je hebt deze les geleerd:

  • Wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik is;
  • Je weet een aantal functies van figuurlijk taalgebruik;
  • Je weet voor welke groepen figuurlijk taalgebruik lastig is en je kunt dit ook uitleggen.

Slide 13 - Slide