Wanneer het werkwoord in de passé composé wordt vervoegd met het hulpwerkwoord
être past het voltooid deelwoord zich aan het onderwerp. Kijk goed naar deze voorbeelden:
- Il est allé_ au collège. Hij is naar school gegaan. (mnl.ev)
- Elle est allée au collège. Zij is naar school gegaan. (vrl.ev.)
- Ils sont allés au collège. Zij zijn naar school gegaan. (mnl.mv)
- Elles sont allées au collège.Zij zijn naar school gegaan (vrl.mv)