This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Voltooid deelwoord
Je gebruikt het voltooid deelwoord om aan te geven als iets al gebeurd is.
Een voltooid deelwoord begint vaak met g-, be- of ver-.
Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -d of -t.
Bij sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord meestal op -en
In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd nog een andere werkwoordsvorm.
Slide 2 - Slide
Wat is het voltooid deelwoord in deze zin: Heb jij de planten water gegeven?
A
heb
B
planten
C
water
D
gegeven
Slide 3 - Quiz
Wij zijn hopeloos verdwaald in dat doolhof.
A
zijn
B
hopeloos
C
verdwaald
D
doolhof
Slide 4 - Quiz
Mark heeft bedacht om cup cakes te maken.
A
heeft
B
bedacht
C
te
D
maken
Slide 5 - Quiz
De bioloog heeft een nieuwe diersoort ontdekt.
A
de bioloog
B
heeft
C
nieuwe
D
ontdekt
Slide 6 - Quiz
Zij hebben gebasketbald op het plein in de stad.
A
zij
B
hebben
C
gebasketbald
D
in de stad
Slide 7 - Quiz
Ik voer Wij voeren Ik heb .................
A
gevoerd
B
gevoert
Slide 8 - Quiz
Ik verras Wij verrassen Wij hebben .............
A
verrasd
B
verrast
Slide 9 - Quiz
Bijwoorden
Een bijwoord geeft informatie over een ander woord in de zin. Dit woord kan een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord zijn, maar geen zelfstandig naamwoord
Een bijwoord geeft vaak informatie over een tijd of plaats
Slide 10 - Slide
Wat is het bijwoord? Daar verkopen ze heerlijke sushi.