This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
Uitleg
Opdrachten maken en afsluiting
Slide 1 - Slide
Organismen worden ingedeeld in vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Streptokokken zijn eencellige organismen zonder kern.
Tot welk van de vier rijken behoren streptokokken?
A
bacteriën
B
dieren
C
planten
D
schimmels
Slide 2 - Quiz
Organismen worden ingedeeld in vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
In welke rijken komen meercellige organismen voor? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren
Slide 3 - Quiz
Organismen worden ingedeeld in vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Bij welke rijken komen cellen met celkernen voor?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren
Slide 4 - Quiz
Aan het eind van deze les kun je
het rijk van de dieren indelen in stammen op basis van de kenmerken symmetrie en skelet
dierenrijk indelen in zeven stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.
de stam van de geleedpotige indelen in vier klassen. Van elke klasse kun je kenmerken en voorbeelden noemen.
Slide 5 - Slide
Indeling in stammen (afdelingen)
Om organismen uit het dierenrijk verder in te delen in stammen, worden de volgende kenmerken gebruikt
symetrisch, veelzijdig symetrisch of niet symetrisch
inwendig, uitwendig of geen skelet
Slide 6 - Slide
Kies het juiste antwoord
Een kwal heeft skelet.
A
wel een skelet
B
geen skelet
Slide 7 - Quiz
Gewervelden
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- inwendig skelet
1: vissen
2: reptielen
3: amfibiën
4: vogels
5: zoogdieren
Slide 8 - Slide
holtedieren
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- meestal geen skelet
- leven in water
- vangen hun prooi met
tentakels
Slide 9 - Slide
Weekdieren
Kenmerken:
- Tweezijdig symetrisch
- Meestal een schelp of huisje
als skelet
Inktvis
Naaktslak
Mossel
Slide 10 - Slide
In de afbeelding zie je een egel. Een egel rolt zich bij gevaar helemaal op. Zijn vijanden kunnen hem dan moeilijk pakken omdat zijn stekels erg hard zijn.
Tot welke stam behoort een egel?
A
geleedpotige
B
gewervelden
C
holtedieren
D
stekelhuidigen
Slide 11 - Quiz
Is de volgende bewering waar of niet waar?
Een slak krijgt zijn stevigheid door zijn huisje.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Geleedpotigen
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- het skelet is een pantser
1 insecten
2 spinachtigen
3 kreeftachtigen (10 poten)
4 veelpotigen
Insect
6 poten
1
Spinachtigen
8 poten
2
Kreeftachtigen
10 poten
3
Veel potigen
veel poten (meer dan 10)
4
Slide 13 - Slide
Een kreeft heeft een .... skelet
A
geen skelet
B
inwendig skelet
C
uitwendig skelet
Slide 14 - Quiz
Een leerling maakt een verslag over een rups en een worm. Hij schrijft dat een worm en een rups beide geen skelet hebben.
Is dat juist?
A
Ja, want een rups is een soort worm
B
Ja, want een worm en rups zijn niet stevig
C
Nee, want een rups heeft een inwendig skelet
D
Nee, want een rups heeft een uitwendig skelet
Slide 15 - Quiz
Sponzen
Kenmerken:
- niet symetrisch
- skelet van stevige hoornstof
tussen de cellen
- zitten meestal vast op de
bodem van de zee
Slide 16 - Slide
Stekelhuidigen
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- inwendig skelet (kalk)
- de huid is bedekt met stekels
of knobbels
- leeft op debodem van de zee
Zee-egel
Zeester
Zeekomkommer
Slide 17 - Slide
Wormen
tweezijdig symmetrisch
geen skelet
lichaam is lang en dun
Slide 18 - Slide
Aan de slag
Basis maken 3.4 dieren
Kader 4.5 dieren maken
Je hebt deze les + een deel van de volgende les na de vakantie hier tijd voor