Havo 2 De Brug Lezen

Deze week:
- Toets Spelling bespreken
- Aan de slag met 'Begrijpend Lezen'

Tot aan de herfstvakantie:
Begrijpend lezen H1, H2, H3
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Deze week:
- Toets Spelling bespreken
- Aan de slag met 'Begrijpend Lezen'

Tot aan de herfstvakantie:
Begrijpend lezen H1, H2, H3

Slide 1 - Slide

Vandaag:
De Brug lezen
(herhalen van theorie uit leerjaar 1)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Een paar (3) iets te moeilijke quizvragen om er in te komen.

Slide 6 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 7 - Open question

Antwoord
Lees de tekst oriënterend om het onderwerp te zoeken. Dat wil zeggen: je leest de eerste alinea. Alinea's zijn de genummerde stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Bekijk de tekst:
1) Kijk naar de titel
2) Kijk naar de illustraties (plaatjes/schema's, foto's)
3) Kijk naar de tussenkopjes (titels van de tekstgedeeltes)
4) Let op andersgedrukte woorden (dik, vet, cursief)

Lees de eerste alinea (soms vetgedrukt)
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat de tekst?
 

Slide 8 - Slide

Wat is een deelonderwerp?

Slide 9 - Open question

Antwoord
In het middenstuk staat de meeste gedeelte van het onderwerp. De verschillende kanten van het onderwerp kunnen hier belicht worden. Dit noemen we deelonderwerpen.

Bij bijvoorbeeld een tekst over de internationale keuken past hier de deelonderwerpen: Italiaanse keuken, Griekse keuken, Spaanse keuken, Franse keuken etc.

Soms is 1 alinea één deelonderwerp, soms bestaan 2 alinea's uit één deelonderwerp.
Een tussenkopje (titel boven een alinea) kan een deelonderwerp aanduiden.

Slide 10 - Slide

Wat is juist?
In de inleiding..
A
wordt de hoofdgedachte weergegeven.
B
wordt het onderwerp geïntroduceerd. Vaak met een voorbeeld, anekdote of bijzondere situatie. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt.

Slide 11 - Quiz

Wat is juist?
In het slot vind je de..
A
conclusie of een korte samenvatting, in nieuwberichten ontbreekt vaak het slot
B
conclusie, een tekst bevat altijd een slot

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
De hoofdgedachte van een tekst:
A
is één of meerdere zinnen die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt
B
is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Slide 13 - Quiz

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: nadat, terwijl, intussen, nu, eerst
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 14 - Quiz

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
Bij een advertentie wil de schrijver je informeren.
B
Bij een gebruiksaanwijzing wil de schrijver je informeren.
C
Bij een strip wil de schrijver je activeren.
D
Allemaal juist.

Slide 16 - Quiz

Welk doel of doelen heeft de schrijver met een illustratie bij zijn of haar tekst?

Slide 17 - Open question

Antwoord
  1. Tekst verfraaien
  2. Aandacht trekken 
  3. Informatie uit de tekst verduidelijken
  4. Informatie uit de tekst aanvullen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide