2h wk 47 Tekstverbanden en signaalwoorden (2) + toets

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling tekstverbanden (2)
  • Oefenen in duo's
  • Oefenen in het boek
  • Afronden 




Slide 2 - Slide

In tweetallen: (3 min)
Welke 5 tekstverbanden en signaalwoorden
hebben we de vorige les behandeld?





Slide 3 - Slide

6: Doel-middel verband
In een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Om de finale te bereiken, zullen we echt veel beter moeten presteren.
Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om / te, opdat, zodat

Slide 4 - Slide

7: Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).

De zanger kwam te laat voor zijn eigen concert, doordat het vliegtuig vertraging had. 
Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 5 - Slide

8: Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Voor het PW geschiedenis had ik een onvoldoende, omdat ik er echt weinig tijd aan heb besteed.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Slide 6 - Slide

9: Samenvattend verband
In een samenvattend verband  geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Kortom, hoe de rechter zal oordelen is nog even afwachten.

Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 7 - Slide

10: Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil tussen meerdere zaken zien.

In vergelijking met vorig jaar doe ik nu veel meer mijn best.
Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) … als, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort dan

Slide 8 - Slide

Bedenk in tweetallen (10-15 min):
1) Per tekstverband een zin. 
2) Noteer de 10 zinnen op een toetsblaadje.
Maak gebruik van signaalwoorden.
3) Na 10 minuten wisselen we de opgaven uit. Een ander tweetal zoekt dan samen naar het tekstverband en het signaalwoord.

Slide 9 - Slide

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Paragraaf 3 Tekstverbanden (2) opdracht 4 en 5
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Tijd: 15 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Ga verder met opdracht 6
Na 15 minuten bespreken we opdracht 4 en 5
timer
20:00

Slide 10 - Slide

Afronden
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ...  kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Volgende les:
Maken we een oefentoets. Bereid je vast voor door de tekstverbanden te leren!

Slide 11 - Slide

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat er van je moet weten en kunnen op de SO Leesvaardigheid.

Slide 12 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Weten en kunnen voor de SO Lezen
  • Oefentoets maken
  • Bespreken oefentoets
  • Afronding




Slide 13 - Slide

Leerdoelen: SO Cursus 1 Lezen
Paragraaf 1 (alleen digitaal): 
- Je kent de volgende begrippen: onderwerp, deelonderwerp, alinea's, kernzin, hoofdgedachte, tekstdoelen en kent de functies van het inleiding het middenstuk en het slot van een tekst.
Paragraaf 2 en 3 (boek): 
- Je kent de volgende 10 tekstverbanden en kunt ze herkennen in een tekst aan de bijbehorende signaalwoorden: 
chronologisch                                               doel-middel             
concluderend                                                oorzakelijk
opsommend                                                   redengevend
tegenstellend                                                 samenvattend
toelichtend                                                      vergelijkend
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander Samsung tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 15 - Slide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:


Slide 16 - Slide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Ik moet vandaag mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, (,) en, ook

Slide 17 - Slide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 18 - Slide

Concluderend verband
In een concluderend verband wordt er een conclusie getrokken op basis van eerder gegeven informatie.

Al met al kunnen we stellen dat deze game echt een aanrader is.

Signaalwoorden: al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus

Slide 19 - Slide

6: Doel-middel verband
In een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Om de finale te bereiken, zullen we echt veel beter moeten presteren.
Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om / te, opdat, zodat

Slide 20 - Slide

7: Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).

De zanger kwam te laat voor zijn eigen concert, doordat het vliegtuig vertraging had. 
Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 21 - Slide

8: Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Voor het PW geschiedenis had ik een onvoldoende, omdat ik er echt weinig tijd aan heb besteed.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Slide 22 - Slide

9: Samenvattend verband
In een samenvattend verband  geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Kortom, hoe de rechter zal oordelen is nog even afwachten.

Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 23 - Slide

10: Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil tussen meerdere zaken zien.

In vergelijking met vorig jaar doe ik nu veel meer mijn best.
Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) … als, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort dan

Slide 24 - Slide

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Oefentoets
Hoe: Zelfstandig
Nodig: pen
Tijd: 15 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Lezen in je leesboek / werken aan je vlog
Na 15 min bespreken we de antwoorden
timer
15:00

Slide 25 - Slide

Afronden
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat er van je moet weten en kunnen op de SO Leesvaardigheid.

Volgende les: SO Lezen

Slide 26 - Slide