Unit 1 : Week 3

unit 5 - week 3
les 1
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

unit 5 - week 3
les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Pak je woordenlijst en vul aan:
het hart
de long
de maag
het bloed
de griep
de spier
hoesten
niezen
- the heart
- the lung
- the stomach
- the blood
- the flu
- the muscle
- to cough
- to sneeze

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Wat weet je nog? 
Hoe zeg je dat je pijn hebt? 
- uitleg 
- zinnen maken



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Doelen
- Je kunt in het Nederlands zeggen dat je pijn hebt.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog? 
- In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
- Welke woorden zie je?
- Overleg snel en schrijf de woorden op.

Slide 5 - Slide

In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
Leerlingen zien plaatjes. Welk woord past bij het plaatje? De woorden schrijven ze op. Daarna samen controleren.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
- Wat weet je al?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Kijken naar de woordenlijst!
De pijn - The pain 
De jeuk - The itch
De bult - The bump
De wond - The wound
De blauwe plek - The bruise





Slide 17 - Slide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.
Hoe zeg je dat je pijn hebt?
In het Nederlands gebruik je dan vaak het werkwoord 'hebben'.
Wat weet je al?
schrijf op:
ik heb
jij hebt
hij/zij/u/het heeft
wij, jullie zij hebben

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen:
I am in pain = 
He has an itch = 
She has a bump =
They have a wound =
You (ev) have a bruise =

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Mijn … doet pijn - My … hurts

 
Ik heb pijn - I am in pain
Ik ben ziek - I am ill
Ik ben verkouden - I have a cold

Slide 21 - Slide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen:
My leg hurts = 
He is in pain = 
You (mv) are ill = 
We have a cold = 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

laatste keer oefenen - vertaal de zinnen
  1. I have an itch, because I have a bump.
  2. You are in pain, because you have a wound.
  3. She has a cold.
  4. My back hurts and my finger hurts.
  5. We are ill and our throat hurts.

Slide 24 - Slide

Wedstrijd in groepjes/ tweetallen.

Je kunt alle zinnen tegelijkertijd vertalen of één voor één. Wie wint?

Slide 25 - Slide

extra: docent gaat naar de dokter en somt een hoop klachten op. De leerlingen moeten opschrijven wat die klachten zijn:
- Mijn hand doet pijn.
- Mijn knie doet pijn.
- Ik ben verkouden.
- Mijn vinger doet pijn.
- Ik ben ziek.

Leer woorden
Leer de woorden van week 3.

Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

unit 1 - week 3
les 2

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Wat weet je nog?
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Werkwoorden uit de woordenlijst
Zinnen maken

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Doelen
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?
  • The back
  • I have a cold.
  • My finger hurts.
  •  The bump 
  • He is ill.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions


Werkwoorden in de tegenwoordige tijd





Stam = infinitief - en
Ik
stam
Jij
stam + t
Hij / Zij / u
stam + t
Wij / Jullie / Zij
infinitief

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd

WERKEN (to work)
ik werk (-en)
jij werkt
hij/zij/u werkt
wij/jullie/zij werken

Slide 32 - Slide

besteed aandacht aan de lettergreep
werk = gesloten lettergreep 
4 rules of the stam:
A stam can never end on:
  • V (becomes an f)
  • Z (becomes an s)
  • Two of the same consonants

  • Sometimes you must add an extra vowel to keep the sound of the original verb

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

BELLEN (to call)

ik bel (-len)
jij belt
hij/zij/u belt
wij/jullie/zij bellen 
LOPEN (to walk)
ik loop
jij loopt
hij/zij/u loopt
wij/jullie/zij lopen

Slide 34 - Slide

besteed aandacht aan de lettergreep
lo - pen
lo = open lettergreep (eindigt op lange klinker)
bij de vervoeging komt er daardoor een extra klinker bij

The personal pronouns:

ik
jij 
hij/zij/u 
wij/jullie/zij 
Conjugate the following verbs with all personal pronouns:

Vallen
Stoten
Niezen
Sterven

Slide 35 - Slide

Extra oefening:
Laat de leerlingen de volgende werkwoorden vervoegen in de tabel. Bespreek wat er gebeurd met deze werkwoorden.
Even oefenen
werken: Hij...................
lopen: Jij ...................
bellen: Ik ............
slapen: Jij ......................
fietsen: Jullie ....................

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

werkwoorden uit de woordenlijst
bijten - to bite
vallen - to fall
stoten - to stub
snijden - to cut
prikken - to sting
breken - to break

Slide 37 - Slide

Oefen de uitspraak en de lettergrepen.
Laat daarna 2 min kijken naar de woorden. Lln proberen de woorden te onthouden.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen
The dog bites = De hond.................
I fall = ....................
He stubs his toe = ................. zijn ......
We cut our finger = ............... in onze.................
The bee stings = De bij.......................
She breaks her arm = ..................haar........

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Zinnen maken
Combineer  het cijfer met de juiste letter.
Vertaal daarna de zinnen.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions



1. I fall
2. The mosquito stings
3. He is ill
4. Our toes hurt
5. I cut my finger



A. so my leg hurts.
B. so I have a wound. The wound hurts.
C. because he has a cold.
D. so you have a bump. The bump itches.
E. because we stub our feet.

Slide 41 - Slide

1A
2D
3C
4E
5B

Bespreek de antwoorden. Laat leerlingen daarna de zinnen vertalen.
Extra oefenen met zinnen
Maak 1 of 2 zinnen. Gebruik de woorden die je ziet.

Slide 42 - Slide

De bij prikt dus ik heb een bult. De bult doet pijn.

Extra oefening die je na deze oefening doet:
Leerlingen maken op hun computer zelf van deze plaatjes-combinaties. Leerlingen kunnen die uploaden op Toddle (quick task). Aan het eind van de les (of aan het begin van de volgende les) laat je wat combinaties zien. Leerlingen raden dan welke zin ze moeten opschrijven.
Leer woorden
Leer de woorden van week 3.

Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

unit 1 - week 3
les 3

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Wat weet je nog?
Oefenen met luisteren
Oefenen met spreken
bijwerken woordenlijst/wordwall

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Doelen:
Je kunt vertellen waar iemand pijn heeft (luisteren).
Je kunt vertellen waar je zelf pijn hebt en hoe dat komt (spreken).

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?
Maak 1 of 2 zinnen met de volgende plaatjes:


Slide 47 - Slide

Gebruik hiervoor een reeks plaatjes die de leerlingen zelf hebben ingeleverd tijdens de vorige les.
Oefenen met luisteren
Luister naar de vrouw. Wat doet pijn/wat zijn haar problemen?
Schrijf zoveel mogelijk op.



Slide 48 - Slide

Je kunt eventueel 2 x naar het fragment luisteren.

Slide 49 - Video

This item has no instructions

Oefenen met spreken
Waar - wat - waarom
Dit is mijn schouder. Mijn schouder doet pijn, want ik stoot mijn schouder.

Slide 50 - Slide

Wijs de plek aan.
Vertel wat er aan de hand is.
Leg uit waarom

Hoe werkt de oefening?
Kinderen lopen rond. Docent klapt 2x in handen. Leerlingen stoppen dan met lopen en geven high-five aan leerling die meest dichtbij staat. Gesprekje - waar, wat, waarom.
Na 1,5 minuut nieuwe ronde.
Wordwall/woordenlijst
wordwall:
https://wordwall.net/nl-nl/community/lichaam-gezondheid
woordenlijst:
Leer de woorden van week 3.
Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 51 - Slide

Je kunt ook blookets doen:

https://dashboard.blooket.com/set/6243f0334e43aa98d7bc03f7 (lichaam)

https://dashboard.blooket.com/set/65e07f30ab5d90608fc150fc (werkwoorden tt)


Specifieke wordwall oefeningen

  • https://wordwall.net/nl/resource/17066180/lichaam
  • https://wordwall.net/nl/resource/2142528/gezondheid
  • https://wordwall.net/nl/resource/17616594/woordenschat/gezondheid-3
  • https://wordwall.net/nl/resource/11308092/woordenschat/het-lichaam

Slide 52 - Slide

Je kunt ook blookets doen:

https://dashboard.blooket.com/set/6243f0334e43aa98d7bc03f7 (lichaam)

https://dashboard.blooket.com/set/65e07f30ab5d90608fc150fc (werkwoorden tt)