unit 1 - week 3

unit 5 - week 3
les 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 44 slides, with text slides.

Items in this lesson

unit 5 - week 3
les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Wat weet je nog?
Hoe zeg je dat je pijn hebt? 
- uitleg 
- zinnen maken



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen
- Je kunt in het Nederlands zeggen dat je pijn hebt.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?
- In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
- Welke woorden zie je?
- Overleg snel en schrijf de woorden op.

Slide 4 - Slide

In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
Leerlingen zien plaatjes. Welk woord past bij het plaatje? De woorden schrijven ze op. Daarna samen controleren.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
- Wat weet je al?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Kijken naar de woordenlijst!
De pijn - The pain 
De jeuk - The itch
De bult - The bump
De wond - The wound
De blauwe plek - The bruise





Slide 17 - Slide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
In het Nederlands gebruik je dan vaak het werkwoord 'hebben'.
Wat weet je al?
schrijf op:
ik heb
jij hebt
hij/zij/u heeft
wij, jullie zij hebben

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen:
I am in pain = 
He has an itch = 
She has a bump =
They have a wound =
You (ev) have a bruise =

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Mijn … doet pijn - My … hurts
Ik heb pijn - I am in pain
Ik ben ziek - I am ill
Ik ben verkouden - I have a cold

Slide 21 - Slide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen:
My leg hurts = 
He is in pain = 
You (mv) are ill = 
We have a cold = 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

laatste keer oefenen - vertaal de zinnen
  1. I have an itch, because I have a bump.
  2. You are in pain, because you have a wound.
  3. She has a cold.
  4. My back hurts and my finger hurts.
  5. We are ill and our throat hurts.

Slide 24 - Slide

Wedstrijd in groepjes/ tweetallen.

Je kunt alle zinnen tegelijkertijd vertalen of één voor één. Wie wint?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

unit 1 - week 3
les 2

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Wat weet je nog?
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Werkwoorden uit de woordenlijst
Zinnen maken

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Doelen
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog?
  • The back
  • I have a cold
  • My finger hurts
  •  The bump 
  • He is ill

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd

WERKEN (to work)
ik werk (-en)
jij werkt
hij/zij/u werkt
wij/jullie/zij werken

Slide 30 - Slide

besteed aandacht aan de lettergreep
werk = gesloten lettergreep 
BELLEN (to call)

ik bel (-len)
jij belt
hij/zij/u belt
wij/jullie/zij bellen 
LOPEN (to walk)
ik loop
jij loopt
hij/zij/u loopt
wij/jullie/zij lopen

Slide 31 - Slide

besteed aandacht aan de lettergreep
lo - pen
lo = open lettergreep (eindigt op lange klinker)
bij de vervoeging komt er daardoor een extra klinker bij
Even oefenen
werken: Hij...................
lopen: Jij ...................
bellen: Ik ............
slapen: Jij ......................
fietsen: Jullie ....................

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

werkwoorden uit de woordenlijst
bijten - to bite
vallen - to fall
stoten - to stub
snijden - to cut
prikken - to sting
breken - to break

Slide 33 - Slide

Oefen de uitspraak en de lettergrepen.
Laat daarna 2 min kijken naar de woorden. Lln proberen de woorden te onthouden.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Vertaal de zinnen
The dog bites = De hond.................
I fall = ....................
He stubs his toe = ................. zijn ......
We cut our finger = ............... in onze.................
The bee stings = De bij.......................
She breaks her arm = ..................haar........

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Zinnen maken
Combineer de het cijfer met de juiste letter.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions



1. I fall
2. The mosquito stings
3. He is ill
4. our toes hurt.
5. I cut my finger



A. so my leg hurts.
B. so I have a wound. The wound hurts.
C. because he has a cold
D. so you have a bump. The bump itches.
E. Because we stub our feet

Slide 37 - Slide

1A
2D
3C
4E
5B

Bespreek de antwoorden. Laat leerlingen daarna de zinnen vertalen.
Extra oefenen met zinnen
Maak 1 of 2 zinnen. Gebruik de woorden die je ziet.

Slide 38 - Slide

De bij prikt dus ik heb een bult. De bult doet pijn.

Extra oefening:
Leerlingen maken op hun computer zelf van deze plaatjes-combinaties. Leerlingen kunnen die uploaden op Toddle (quick task). Aan het eind van de les (of aan het begin van de volgende les)laat je wat combinaties zien. Leerlingen raden dan welke zin ze moeten opschrijven.
unit 1 - week 3
les 3

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Vandaag:
Oefenen met luisteren
Oefenen met spreken
bijwerken woordenlijst/Blooket

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Doelen:
Je kunt vertellen waar iemand pijn heeft (luisteren).
Je kunt vertellen waar je zelf pijn hebt en hoe dat komt (spreken).

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met luisteren
Luister naar de vrouw. Wat doet pijn/wat zijn haar problemen?
Schrijf zoveel mogelijk op.
https://www.youtube.com/watch?v=hXUgeC15QNo


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met spreken
Waar - wat - waarom
Dit is mijn schouder. Mijn schouder doet pijn, want ik stoot mijn schouder.

Slide 43 - Slide

Wijs de plek aan.
Vertel wat er aan de hand is.
Leg uit waarom

Hoe werkt de oefening?
Kinderen lopen rond. Docent klapt 2x in handen. Leerlingen stoppen dan met lopen en geven high-five aan leerling die meest dichtbij staat. Gesprekje - waar, wat, waarom.
Na 1,5 minuut nieuwe ronde.
Wordwall/woordenlijst
wordwall:
https://wordwall.net/nl-nl/community/lichaam-gezondheid
woordenlijst:
Leer de woorden/vul de lijst aan.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions