Lezen Les 58: Tijd, opsomming en tegenstelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Welkom 1C!

Pak je leesboek er vast bij.

Planning presentaties maken

Deze les...

- Stil lezen

- Doelen doornemen

- Huiswerk bespreken

- Uitleg en oefening Les 58: Tijd, opsomming en tegenstelling

- Aan de slag!

Stil lezen

Pak je boek

en ga

lekker lezen.

Lesdoel

- Ik ken de tekstverbanden tijd, opsomming en tegenstelling.

- Ik ken de signaalwoorden die horen bij de tekstverbanden tijd, opsomming en tegenstelling.

Bespreken Les 57: Signaalwoorden

- Heb je de opdrachten af?

- Heb je ze ook nagekeken?

- Welke vragen heb je nog?

Les 58: Tijd, opsomming en tegenstelling

- Je kunt teksten beter begrijpen door te letten op 

   signaalwoorden en tekstverbanden.

- In Les 57 hebben we er negen behandeld.

- Nu gaan we met drie daarvan extra oefenen: tijd/chronologie, 

   opsomming en tegenstelling.

Tijd / chronologie

- Geeft aan wanneer of in welke volgorde iets gebeurt.

Signaalwoorden:

eerst, nadat, toen, terwijl, wanneer, gisteren, dan, daarna, straks, dadelijk, intussen, in 2021, later, ...

>> Morgen doen alle leerlingen van klas 1 en 3 mee aan een sponsorloop.

Opsomming

- Noemt verschillende dingen die bij elkaar horen.

Signaalwoorden:

en, ook, ten eerste, ten tweede, bovendien, verder, ...

>> Dit weekend gingen we naar het strand. Ook brachten we een bezoekje aan de ijssalon.

Tegenstelling

- Geeft het tegengestelde aan van wat eerder is gezegd.

Signaalwoorden:

maar, daarentegen, desondanks, toch, echter, integendeel, terwijl, enerzijds ... anderzijds, alhoewel, ...

>> De weerman had een zonnige dag voorspeld, maar het regende bijna de hele tijd.

Oefening

Geef aan welke signaalwoorden bij het gegeven tekstverband horen.

Tijd / chronologie

1. Eerst, vorige week, terwijl, in 2019, toen
2. maar, echter, hoewel, daarentegen, toch
3. doordat, omdat, want, zodat, daardoor
4. ten eerste, en, verder, daarnaast, ook

Opsomming

1. Eerst, vorige week, terwijl, in 2019, toen
2. maar, echter, hoewel, daarentegen, toch
3. doordat, omdat, want, zodat, daardoor
4. ten eerste, en, verder, daarnaast, ook

Tegenstelling

1. Eerst, vorige week, terwijl, in 2019, toen
2. maar, echter, hoewel, daarentegen, toch
3. doordat, omdat, want, zodat, daardoor
4. ten eerste, en, verder, daarnaast, ook

Oefening

- Geef van de zinnen op de volgende pagina's aan bij welk

   tekstverband ze horen.

- Bedenk ook welk signaalwoord erbij hoort.

Jiska is gek op boterhammen met vlokken, hagelslag en ander strooigoed.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

De weerman heeft voorspeld dat het vanavond gaat onweren.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Ricky was vergeten te leren voor de biologietoets. Toch haalde hij een dikke 8.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Mijn tantes tuin staat vol margrieten, hoewel ze rozen eigenlijk mooier vindt.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Eerst maakt Sven zijn huiswerk, daarna gaat hij eten en vervolgens fietst hij naar korfbaltraining.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Een vlieg kan wel vliegen, maar een mug kan niet muggen.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Suze bakt de heerlijkste koekjes. Daarnaast maakt ze de lekkerste pannenkoeken.

1. tijd / chronologie
2. opsomming
3. tegenstelling

Ik kan de tekstverbanden tijd / chronologie, opsomming en tegenstelling herkennen.

😒🙁😐🙂😃

Verder oefenen / huiswerk

Vrijdag 31 mei

MNV Les 58, opdracht 1 t/m 5, blz. 120