This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Vaste kosten zijn?
A
Kosten die gelijk blijven onafhankelijk van de productie
B
Kosten die minder worden bij productie die afneemt.
C
Kosten die toenemen bij toenemende productie
D
Geen van deze antwoorden zijn juist.
Slide 4 - Quiz
Variabele kosten zijn
A
Kosten die gelijk blijven onafhankelijk van de productie
B
Kosten die toenemen wanneer de productie afneemt.
C
Kosten die toenemen bij toenemende productie
D
Geen van deze antwoorden zijn juist.
Slide 5 - Quiz
Verhoging van de productie zal leiden tot verhoging van de:
A
afschrijvingskosten
B
variabele kosten
C
vaste kosten
D
indirecte kosten
Slide 6 - Quiz
Wat is de BEP
A
Back End Problems
B
Best Efficient Price
C
Boring Exchange Prices
D
Break Even Point
Slide 7 - Quiz
Wat is geen onderdeel van het Break Even Point
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
C
Winst
D
Verkoopprijs
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Wat is de winst of verlies die bij de onderbezetting
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat is de winst of verlies die bij de overbezetting?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
De verkoopprijs van een product is € 6. De variabele kosten zijn € 4,20 per stuk. De vaste kosten zijn € 16.000. Het BEP ligt bij?
A
8889 stuks.
B
3810 stuks.
C
1569 stuks.
D
2667 stuks.
Slide 19 - Quiz
Het percentage dat aangeeft in welke mate de capaciteit wordt benut, noem je de:
A
capaciteitsgraad.
B
bezettingsgraad.
C
break-even-analyse.
D
optimale capaciteit.
Slide 20 - Quiz
De arbeidskosten moeten worden terugverdiend in de productieve uren: Per jaar wordt er in jouw bedrijf 1602 uren gewerkt. Daarvan is 20% niet productief. Met hoeveel arbeidsuren moet je rekenen voor een juiste kostenbepaling?