Lesson 12. revision and study

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

What are we going to do today?

- Grammar revision.

- Practice with grammar.

- Study words in quizlet or 

   Grammar in SlimStampen

- Finish conversations 

Lesson goal: you feel prepared for tomorrow. 

Grammar E1 - Present Tenses

Present Simple: normale tegenwoordige tijd. 

bijvoorbeeld: I walk, she walks, we walk. 

Gebruiken bij: feiten, gewoontes, regelmatige gebeurtenissen.

Present Continuous: duurvorm tegenwoordige tijd. 

bijvoorbeeld: I am walking, she is walking, we are walking. 

Gebruiken bij: dingen die NU gebeuren of iets wat iemand NU doet.

Grammar E1: Present Tenses

Bij Present Continuous zijn er vaak signaal woorden waar je op kunt letten: at the moment, now, at this time. 

Bij de Present Simple zijn deze er ook: usually, always, often, every day. 

Grammar E2: Tag questions

Een tag question is iets wat je aan het einde van de zin toevoegt om bevestiging te vragen. In het Nederlands is dat het woordje: toch? 

Als het een positive zin is, is the tag question negative:

He is a strict teacher, isn't he. 

Je herhaalt dus het eerste werkwoord: is en zet deze in een ontkennende vorm

Grammar E2: tag questions

Is de zin negative, dan zet je de tag question in een positive vorm: You aren't my English teacher, are you? 

De tag question komt dus altijd NA de komma. Het eerste werkwoord is dus of positief of negatief. Een negatief werkwoord heeft het woordje: not erachter. 

Grammar E2: tag questions

Met de werkwoorden: to be (am/are/is/was/were), modals (can/should) of to have herhaal je dus het werkwoord in de tag question. 

He can come too, can't he? 

Bij andere werkwoorden gebruik je een vorm van to do in de tag question. 

We collected money for charity, didn't we. 

She volunteers at the hostel, doesn't she. 

de tag question staat ook altijd in dezelfde tijd als de rest van de zin. 

Compounds

Je weet inmiddels dat some/any/every/none quantifiers zijn. Deze quantifiers gebruiken we om compounds te maken. 

Compounds zijn: quantifiers (some/any/every/no & every) gecombineerd met: things, body/one, where. 

Somewhere, nobody, anything, everyone (etc) 

Vragen maken met do 

Meestal om een vraag te maken gebruik je het werkwoord: to do. 

I cycle to school every day = Do I cycle to school every day? 

De zin blijft dus het zelfde er komt alleen do voor.

Vragen maken met does

Is de persoonsvorm in de zin: he/she/it? Dan gebruik je does ipv do om een vraag te maken. 

She looks really good = Does she look really good?

de S van looks verdwijnt in de vraagzin en komt achter does te staan.

Je zet do/does dan vooraan in de zin gevolgd door de persoonsvorm. 

Vragen maken 

Staat er een vorm van to be (am/are/is) of een hulpwerkwoord (may/can/will) of have/has got in de zin? Dan zet je die vooraan om een vraag te maken. 

I have got a dog - Have I got a dog? 

She is so nice - Is she so nice? 

I can come too - Can I come too? 

Ontkenningen maken:

Je gebruikt een ontkenning om te zeggen dat iets niet zo is. 

In een ontkenning zit altijd het woordje NOT. 

Meestal gebruik je do + not (don't) om een ontkenning te maken. 

We have a dog - We don't have a dog. 

Bij he/she/it gebruik je does + not (doesn't) om een ontkenning te maken. 

She likes me - She doesn't like me. 

like gaat weer terug naar de stam (zonder s). 

Ontkenningen maken

Soms kun je not achter het woord toevoegen om de zin ontkennend te maken. Dit kan bij vormen van to be (am/are/is), & hulpwerkwoorden als can, may, will. 

He is very happy - He isn't very happy. 

We can come too - We can't come too. 

It never ....... near the Rocky Mountains.

1. snows
2. is snowing

Can I ask you a questions, or ....... TV right now?

1. are you watching
2. watch you

I ...... cereal every day.

1. am eating
2. eat

He ........... his nails, it annoys me so much.

1. bites
2. is biting

Tag question:
She is annoying , ........ ?

They worked hard, ....... ?

It's important to resolve this problem, ..... ?

I looked ........, but I can't find it.

1. somewhere
2. everywhere

........ is home today, so boring!!

1. No one
2. Someone

Maak vragend:
I help every Friday.

Maak vragend:
She is such a nice girl.

maak vragend;
They were two hours away.

maak ontkennend:
I did do a lot of laundry.

Maak ontkennend:
She drives a Mercedes.

Maak ontkennend:
We are too late.

Do:

 Do: SlimStampen Grammar in je online boek

Study: words in Quizlet 

We are going to do this: 

- 15 mins in silence. 

What did you learn
today?