Grammar E1 - Present Tenses
Present Simple: normale tegenwoordige tijd.
bijvoorbeeld: I walk, she walks, we walk.
Gebruiken bij: feiten, gewoontes, regelmatige gebeurtenissen.
Present Continuous: duurvorm tegenwoordige tijd.
bijvoorbeeld: I am walking, she is walking, we are walking.
Gebruiken bij: dingen die NU gebeuren of iets wat iemand NU doet.