In het Nederlands gebruiken we, om een verhaal in de verleden tijd te vertellen, bijna altijd de gewone verleden tijd (de OVT, de Onvoltooid Verleden Tijd) voor het hele verhaal :
Toen ik klein was, speelde ik piano. Op een dag ging ik voor de koningin spelen. Op de dag dat ik voor de koningin speelde, was ik twaalf jaar. Het was op het schoolfeest. Het was heel warm toen. Terwijl ik speelde, kletste iedereen. Toen kwam ineens de koningin eraan. Ze klapte. Iedereen stond op.
In het Frans gebruiken we de gewone verleden tijd, L'IMPARFAIT, alleen maar om een herinnering, een beschrijving, een gewoonte en het decor aan te geven van de eigenlijke gebeurtenis die verteld wordt. Deze gewone verleden tijd, l'IMPARFAIT, heeft dus een onbepaalde duur, is een toestand. Maar bij het vertellen van de echte gebeurtenis in het Frans moet je het voltooid deelwoord gebruiken, le passé composé. Bovenstaand verhaaltje ziet er dan in het Frans uit als volgt (de imparfait is vet gedrukt, de voltooide tijd is GEKLEURD):
Quand j'étais jeune, je jouais du piano. Un jour, j'ai joué devant la reine. Le jour où j'ai joué devant la reine, j'avais douze ans. C'était la fête de l'école. Il faisait chaud. Pendant que je jouais, tout le monde bavardait. Soudain, la reine est arrivée. Elle a applaudi. Tout le monde s'est levé.
De voltooid verleden tijd (het voltooid deelwoord, le passé composé) vertelt de plotselinge actie of eenmalige gebeurtenis. Deze actie heeft een bepaalde duur. De passé composé duidt een verandering aan in de oude gewoontes of een verandering in de gegeven beschreven situatie.