This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
LEERDOELEN SMART FORMULEREN
Slide 1 - Slide
SMART
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Doelen voor de cliënt
versus
Doelen voor jezelf
Slide 4 - Slide
De cliënt weet hoe ze zich moet voorbereiden op het bakken van brood.
Slide 5 - Open question
De cliënten kunnen goed samenwerken.
Slide 6 - Open question
De cliënten gaan aan het werk.
Slide 7 - Open question
Ik kan een goede werksfeer creëren .
Slide 8 - Open question
Ik kan uitleggen hoe witbrood gemaakt wordt.
Slide 9 - Open question
Ik weet hoe ik taken moet verdelen.
Slide 10 - Open question
Eigen leerdoel: Ik kan op (datum) / tijdens het examen ……………. (wat wil je leren) door………… (hoe ga je dat doen/hoe ga je dit meten).
Leerdoel cliënt: De cliënt kan op (datum) tijdens het examen ………….. (wat wil hij/zij leren) door ………. (hoe gaat de cliënt dit doen/hoe ga je dit meten).
Tips:
- Maak een doel klein. Een doel hoeft niet over een heel examen te gaan.
- Loop na het beschrijven van een doel de ‘eisen’ van een SMART doel na. Is jouw geformuleerde doel Specifiek? Meetbaar? Acceptabel? Realistisch? Tijdsgebonden?