taal 31-1

verwijswoorden
dat, die, wat
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

verwijswoorden
dat, die, wat

Slide 1 - Slide

dat
die
wat
verwijst naar een het-woord
verwijst naar een de- woord
verwijst naar een zin
na een woord over een hoeveelheid 
na een woord met een overtreffende trap

Slide 2 - Slide

De koe loopt in de wei, ..... zij prettig lijkt te vinden.


die, dit of wat

Slide 3 - Slide

Het mes ..... op tafel lag is vies

die, dat of wat

Slide 4 - Slide

De hardloper ..... de marathon liep, was moe.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 5 - Quiz

Dat is het gekste ..... ik kan bedenken
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quiz

Niets ..... ik had bedacht, lukte.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 7 - Quiz

De man ..... hier gisteren was, is mijn broer.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 8 - Quiz

Het molentje ..... draait is klein.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 9 - Quiz

Hij heeft veel verstand van de aarde,
..... ik erg interessant vind
A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quiz

Dit is plasticsoep.
Kapitein Charles Moore ontdekte de plasticsoep. Hij was midden op de oceaan en zag hier en daar plastic drijven. Dat was op een plek waar nooit iemand kwam.

Slide 11 - Slide

De lamp ..... op mijn hoofd viel, was gelukkig niet kapot
A
die
B
dat
C
deze

Slide 12 - Quiz