economie hoofdstuk1

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 1

Herhaling economie

Hoofdstuk 1

BTW is een

1. directe belasting
2. indirecte belasting

Ik koop rijlaarzen van €80,- incl. BTW. Wat is de BTW?

1. €100,-
2. €13,88
3. €66,11
4. €80,-

Wie betaalt uiteindelijk de btw

1. De overheid
2. De bedrijven
3. De consument
4. De belastingdienst

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...

1. belasting over de toenemende waarde
2. belasting tegen waarde
3. belasting toegevoegde winkel
4. belasting over de toegevoegde waarde

Te betalen btw is de btw die......

1. je als bedrijf voor de inkoop hebt betaald en nu moet betalen aan de fiscus.
2. Wat je als bedrijf terug krijgt van de fiscus
3. je als bedrijf hebt ontvangen en nu moet betalen aan de fiscus.
4. Wat je als consument aan de fiscus moet betalen

9% BTW of 21% BTW

1. 9%
2. 21%

Een boek kost exclusief BTW €18,-. De btw is 21%. Wat is de prijs inclusief btw?

1. € 21,78
2. € 14,22
3. € 3,78
4. € 85,71

9% BTW of 21% BTW

1. 9%
2. 21%

Te vorderen btw gebruik ik bij...

1. Inkoop
2. Verkoop
3. Bank
4. Kas

Hoe noem je het verschil tussen te betalen btw en te vorderen btw?

Jan koopt in voor €12.100 incl. 21% btw. Verkoopt voor €18.150 incl. 21% btw. Bereken de af te dragen btw.

Welke BTW tarieven zijn er?

Inkoopfactuurprijs = €600
BTW = 9%
Bereken het btw-bedrag.