Antilichamen= antistoffen = immunoglobulinen
IgA: slijm, traanvocht en moedermelk
IgD: pathogenen luchtwegen en reguleert tegelijk de activiteit van B-cellen, de productie van andere antilichamen en ontstekingsreacties.
IgE: alergische reacties/ endoparasieten
IgM: infecties, leveraandoeningen, immuun aandoeningen (10% van de totale antilichamen)
IgG: chronische ontstekingen, auto-immuunziekten (90% van de totale antilichamen) plasma