Taxi rijdt in Tiel op inzinkbare afsluiting. Op de Westluidensestraat in Tiel, pal voor restaurant Stroop en Suiker, vond vrijdag rond 13:00 uur een eenzijdig ongeval plaats. Een taxi reed bovenop een inzinkbare paal.Bij de aanrijding ontstond aan de voorkant van de auto behoorlijk wat schade én de airbags werden geactiveerd. Een vrouw die als passagier in de taxi zat is nagekeken door de ambulancedienst, maar hoefde niet mee naar het ziekenhuis.‘Niet de eerste keer’Volgens omwonenden is het niet de eerste keer dat er problemen zijn met de palen die voor een autoluwe binnenstad moeten zorgen. Volgens getuigen stond de paal de hele ochtend naar beneden en is niet duidelijk hoe de aanrijding kon gebeuren.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.
Huiswerk controleren: blz.92-93.
Taxi rijdt in Tiel op inzinkbare afsluiting. Op de Westluidensestraat in Tiel, pal voor restaurant Stroop en Suiker, vond vrijdag rond 13:00 uur een eenzijdig ongeval plaats. Een taxi reed bovenop een inzinkbare paal.Bij de aanrijding ontstond aan de voorkant van de auto behoorlijk wat schade én de airbags werden geactiveerd. Een vrouw die als passagier in de taxi zat is nagekeken door de ambulancedienst, maar hoefde niet mee naar het ziekenhuis.‘Niet de eerste keer’Volgens omwonenden is het niet de eerste keer dat er problemen zijn met de palen die voor een autoluwe binnenstad moeten zorgen. Volgens getuigen stond de paal de hele ochtend naar beneden en is niet duidelijk hoe de aanrijding kon gebeuren.
Slide 1 - Slide
lingecollege.sharepoint.com
Slide 2 - Link
lingecollege-my.sharepoint.com
Slide 3 - Link
Lesplanning
- lezen
- LessonUp met uitleg over figuurlijk taalgebruik
- oefenen
- zelfstandig werken
Slide 4 - Slide
Woorden van de week
Doelen van de les
Uitleg
Oefenen
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Lesdoelen komende lessen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Ik kan figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
Ik kan de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
Slide 7 - Slide
figuurlijk taalgebruik
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 10 - Quiz
In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.
Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.
Slide 11 - Slide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ook wel beeldspraak genoemd
Slide 12 - Slide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 13 - Slide
UITDRUKKINGEN
- combinatie van woorden die samen een eigen,
soms figuurlijke, betekenis hebben
- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking
Slide 14 - Slide
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 15 - Quiz
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 16 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.
Slide 17 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.
Slide 18 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.
Slide 19 - Quiz
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.
Slide 21 - Quiz
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik? 'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik
Slide 22 - Quiz
Maakwerk
Maak van hoofstuk 2 - paragraaf 2.2 gedichten:
opdracht 1 t/m 9
Let op! Het maakwerk is je huiswerk voor morgen.
Slide 23 - Slide
Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Blz. 96-97.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.