This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
DOEL
FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen
- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen
- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek
Slide 2 - Slide
Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 3 - Quiz
In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.
Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.
Slide 4 - Slide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ookwel beeldspraak genoemd
Slide 5 - Slide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 6 - Slide
UITDRUKKINGEN
- combinatie van woorden die samen een eigen,
soms figuurlijke, betekenis hebben
- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking
Slide 7 - Slide
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 8 - Quiz
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.
Slide 10 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 11 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.
Slide 12 - Quiz
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 13 - Open question
Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 14 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 15 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 16 - Open question
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 17 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 18 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar de figuurlijke betekenis?
Slide 19 - Open question
Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Zoek de betekenis en schrijf op.
Slide 20 - Open question
Lees de tekst
Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.
De twee voetbalvrienden Geer en Ger kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.
Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Als hun team een wedstrijd verliest, dan zijn de rapen gaar. Niets is goed en ze maken van een mug een olifant.
Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei.