15.1 conjuncturele verschijnselen

Leerdoelen paragraaf 1: conjunctuur
  1. Je kunt het verschijnsel conjunctuur beschrijven in relatie tot de trendmatige ontwikkeling.
  2. Je kunt de output gap omschrijven en deze koppelen aan de diverse fasen van de conjunctuurbeweging.
  3. Je kunt veranderingen in werkloosheid en inflatie koppelen aan de diverse fasen van de conjunctuurbeweging.
  4. Je kunt van elk onderdeel van de effectieve vraag de bepalende factoren noemen.


1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Leerdoelen paragraaf 1: conjunctuur
  1. Je kunt het verschijnsel conjunctuur beschrijven in relatie tot de trendmatige ontwikkeling.
  2. Je kunt de output gap omschrijven en deze koppelen aan de diverse fasen van de conjunctuurbeweging.
  3. Je kunt veranderingen in werkloosheid en inflatie koppelen aan de diverse fasen van de conjunctuurbeweging.
  4. Je kunt van elk onderdeel van de effectieve vraag de bepalende factoren noemen.


Slide 1 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Wat is economische groei en hoe komt het CBS tot dit cijfer?




Slide 2 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Wat is economische groei en hoe komt het CBS tot dit cijfer?

De economische groei wordt gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp). Dit is de optelsom van de totale productie, bestedingen of het inkomen van Nederland.



Slide 3 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
“Gaat het goed met de economie?”
De groei van een economie is niet constant. Er zijn
 ‘goede tijden’ afgewisseld met ‘slechte tijden’.


Slide 4 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
“Gaat het goed met de economie?”
De groei van een economie is niet constant. Er zijn
 ‘goede tijden’ afgewisseld met ‘slechte tijden’.


Trendmatige ontwikkeling: 
Verwachte gemiddelde economische groei, op basis van historische trends en economische verwachtingen.



De trendmatige ontwikkeling (gemiddelde groei) van het bbp ligt de afgelopen 20 jaar in Nederland rond de 1,5% per jaar.

Slide 5 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 15.3 op pagina 89.

Slide 6 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De feitelijke productie in een economie is het totaal 
van de bestedingen in een economie:
C + I + O + E – M


De  feitelijke productie is dus gelijk aan de geaggregeerde vraag.
Hier gebruiken we het symbool Y voor.

Geaggregeerde vraag 
(= feitelijke productie = Y):
De macro-economische vraag van alle sectoren bij elkaar opgeteld.



Slide 7 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De groei van het bbp wordt ook bepaald door de 
kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren in 
een land. De twee belangrijkste factoren zijn arbeid
en kapitaal.



Slide 8 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De groei van het bbp wordt ook bepaald door de 
kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren in 
een land. De twee belangrijkste factoren zijn arbeid
en kapitaal.

Als alle beschikbare productiefactoren optimaal worden ingezet, bereik je de potentiële productie. De potentiële productie geven we weer met het symbool Y*.


Potentiële productie (Y*): 
Maximaal mogelijke productieomvang.



Slide 9 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Slide 10 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Het verschil tussen Y – Y* heet de output gap:
  • Als Y < Y* dan is er een negatieve output gap
  • Als Y > Y* dan is er een positieve output gap 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Slide 11 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Y is niet altijd gelijk aan Y*. Dit komt doordat de 
conjunctuur schommelt om de trendmatige 
ontwikkeling heen. 

Het verschil tussen Y – Y* heet de output gap:
  • Als Y < Y* dan is er een negatieve output gap
  • Als Y > Y* dan is er een positieve output gap 

Conjunctuurbeweging: 
De veranderingen in de productiegroei van de economie.



Output gap:
Het verschil tussen feitelijke productie en potentiële productie: 
Y –Y*.




Slide 12 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Als er in een jaar een negatieve output gap
aanwezig is in de economie dan is er sprake
van een laagconjunctuur.

Als Y > Y* dan is er een positieve output gap
en geldt in de economie een hoogconjunctuur

Laagconjunctuur:
Periode waarin de economische groei lager is de trendmatige groei.




Hoogconjunctuur:
Periode waarin de economische groei hoger is dan de trendmatige groei.




Slide 13 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
      Reëel
        bbp

Slide 14 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 15.2 op pagina 87.

Slide 15 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Slide 16 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Slide 17 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
  3. Conjuncturele werkloosheid
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Conjuncturele werkloosheid:
Werkloosheid die ontstaat door terugvallende bestedingen.




Slide 18 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van laagconjunctuur:
  1. Teruglopende effectieve vraag                 onderbesteding
  2. Dalende bezettingsgraad
  3. Conjuncturele werkloosheid
  4. Minder vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      dalende rente
Onderbesteding:
De bestedingen zijn te laag om alle productie-middelen volledig te benutten.



Bezettingsgraad:
De mate waarin de productiecapaciteit bezet wordt.





Conjuncturele werkloosheid:
Werkloosheid die ontstaat door terugvallende bestedingen.




Slide 19 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Slide 20 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Slide 21 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 22 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
  5. Meer vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      stijgende rente
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 23 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
Kenmerken van hoogconjunctuur:
  1. Toenemende effectieve vraag                 overbesteding
  2. Bestedingsinflatie
  3. Maximale bezettingsgraad
  4. Krappe arbeidsmarkt                loonstijgingen
  5. Meer vraag naar kapitaal door gezinnen en bedrijven
                      stijgende rente
Overbesteding:
De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.




Bestedingsinflatie:
Stijging van het prijspeil, veroorzaakt door overbesteding.






Krappe arbeidsmarkt:
De vraag naar arbeid > aanbod van arbeid.





Slide 24 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 15.5 op pagina 87.

Slide 25 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De ontwikkeling van de conjunctuur kun je ook weergeven in de 
conjunctuurklok: (klik hierop voor link)
Conjunctuurklok:
Instrument dat op basis van 15 indicatoren de stand van de conjunctuur weergeeft.



Conjunctuurindicatoren:
Indicatoren die iets zeggen over de conjuncturele situatie van een economie.




Slide 26 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De conjunctuurklok en de conjunctuurgolf houden verband met elkaar:

Slide 27 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

15.1 Conjuncturele verschijnselen
De bestedingen bepalen de conjunctuurbeweging:
  • Gezinsconsumptie C. Wordt vooral bepaald door het inkomen en de toekomstige verwachtingen daarvan. Deze meet het CBS via het consumentenvertrouwen.
  • Investeringen van ondernemingen. Hoeveel bedrijven investeren hangt af van het verwachte rendement, verwachte economische groei en de bezettingsgraad. Deze factoren bepalen het producentenvertrouwen.
  • Overheidsinvesteringen. Zijn grotendeels afhankelijk van politieke besluitvorming.
  • Netto-export (E-M). Afhankelijk van hoe goed het gaat met de eigen economie, de economie van landen waarmee we handelen, de wisselkoers, en hoe de (kost)prijzen zich onderling verhouden.

Slide 28 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 15.4 op pagina 89 en 15.6 op pagina 90.

Slide 29 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.