In deze psalm gaat het om het Joodse volk, dat in ballingschap gedwongen is nadat de Babyloniërs Jeruzalem hebben veroverd. Ze zitten aan de Babel, denkend aan Jeruzalem (Zion). In de psalm neemt muziek een belangrijke rol in. In vers 2 wordt gezegd dat de lieren in de wilgen gehangen zijn, waardoor er geen muziek meer gemaakt kan worden.