NT2 14 februari 2025 spelling en grammatica

Werkwoordspelling
NT2 14 februari 2025




Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.
Ze leest vaak interessante boeken.
Je houdt van klassieke muziek.
Zij speelt graag met haar vrienden.
We gaan morgen naar het museum.
Hij moet morgen niet werken.
Zij heeft een mooie collectie schilderijen.
Ik ga op de bank televisie kijken.



User

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
NT2 14 februari 2025




Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.
Ze leest vaak interessante boeken.
Je houdt van klassieke muziek.
Zij speelt graag met haar vrienden.
We gaan morgen naar het museum.
Hij moet morgen niet werken.
Zij heeft een mooie collectie schilderijen.
Ik ga op de bank televisie kijken.



User

Slide 1 - Slide

grammatica
Les 1

Slide 2 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden
verleden tijd
voltooid deelwoord 

Slide 3 - Slide

Werkwoorden verleden tijd
Doel van de les:
- Je weet wat zwakke werkwoorden zijn.
- Je weet wat sterke werkwoorden zijn.
- Je weet wanneer je het ex-kofschip gebruikt.
- Je schrijft werkwoorden in de verleden tijd correct. 

Slide 4 - Slide

Welk werkwoord hieronder is een zwak werkwoord?
A
lopen
B
werken
C
slapen
D
blazen

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord hieronder is een sterk werkwoord?
A
mailen
B
studeren
C
gapen
D
schrijven

Slide 6 - Quiz

Werkwoorden verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Zijn werkwoorden waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. 

Dus...
- STAM + TE/DE [enkelvoud]                            Ik fietste - Ik heb gefietst
- STAM + TEN/DEN [meervoud]                      Wij fietsten - Wij hebben gefietst

Bij twijfel gebruik je 't ex-kofschip. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Schrijf in de verleden tijd
Betalen
Ik ....

Slide 9 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Betalen
Wij ....

Slide 10 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Betalen
Ik heb ...

Slide 11 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Slachten
Ik ...

Slide 12 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Slachten
Wij ...

Slide 13 - Open question

Schrijf in de verleden tijd
Slachten
Wij hebben ...

Slide 14 - Open question

grammatica
Les 2

Slide 15 - Slide

Werkwoorden verleden tijd
Sterke werkwoorden 
Zijn werkwoorden die in de verleden tijd helemaal veranderen. Hier is geen regel voor. 

eten            ik at         wij aten             wij hebben gegeten
geven        ik gaf       wij gaven         wij hebben gegeven
roepen      ik riep      wij riepen        wij hebben geroepen

Slide 16 - Slide

Werkwoorden verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Zijn werkwoorden waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. 

Dus...
- STAM + TE/DE [enkelvoud]                            Ik fietste - Ik heb gefietst
- STAM + TEN/DEN [meervoud]                      Wij fietsten - Wij hebben gefietst

Bij twijfel gebruik je 't ex-kofschip. 

Slide 17 - Slide

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Judith (maken) alle opdrachten in de les.

Slide 18 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

De hele klas (halen) een heel goed cijfer voor de test.

Slide 19 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Alicia en Manon (laten) hun cijfers aan de docent zien.

Slide 20 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Jeroen en Raoul (gaan) naar huis om 16.00.

Slide 21 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Peter (snappen) de werkwoordspelling een maand geleden al.

Slide 22 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Anne-Sophie en Nikki (lopen) door het bos.

Slide 23 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Hij (vervelen) zich een beetje tijdens de les.

Slide 24 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Er (gebeuren) gisteren erg veel in de les.

Slide 25 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

Glenn en Serkan (vallen) over elkaar heen.

Slide 26 - Open question

Vul het werkwoord in de verleden tijd in:

De juf (glimlachen) vanmorgen naar de lieve leerlingen.

Slide 27 - Open question