NN H1 werkwoorden (vmbo/havo)

Startopdracht
- Lees het gedicht hiernaast
- Welke betekenissen heeft het woord 'heppie' in het gedicht?
(antwoord geven op de volgende pagina!)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Startopdracht
- Lees het gedicht hiernaast
- Welke betekenissen heeft het woord 'heppie' in het gedicht?
(antwoord geven op de volgende pagina!)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welke betekenissen heeft 'heppie'?

Slide 3 - Mind map

H1 Taalverzorging grammatica: werkwoorden
- Ieder woord hooft bij een bepaalde woordsoort.
- Eén van die woordsoorten is het werkwoord.
- Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet of overkomt. Het 
  geeft aan wat er gebeurt in een zin.

- Vaak heeft een werkwoord een duidelijke betekenis: 
  lopen, fietsen, lachen, tekenen, krijgen, betalen, maken
- Soms heeft een werkwoord een onduidelijke betekenis:
  worden, zijn, kunnen, moeten, mogen

Slide 4 - Slide

H1 Taalverzorging grammatica: werkwoorden
- Iedere zin bevat ten minste één werkwoord, maar het kunnen er ook meer zijn.

- Een werkwoord kun je vervoegen. Dat betekent dat het in verschillende vormen voor kan komen: kijken - kijk - kijkt - keek - keken - gekeken

- De wij-vorm van het werkwoord noem je ook wel het hele werkwoord, de woordenboekvorm of de infinitief.

Slide 5 - Slide

1. Wat is het werkwoord in deze zin?
Moniek zingt de sterren van de hemel.

Slide 6 - Open question

2. Wat is het werkwoord in deze zin?
Onze docent aardrijkskunde vertelt de prachtigste verhalen.

Slide 7 - Open question

3. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Alle blaadjes zijn al van de bomen gevallen.

Slide 8 - Open question

4. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Had jij je huiswerk voor wiskunde niet moeten maken?

Slide 9 - Open question

5. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Het Nederlands elftal heeft een fantastische wedstrijd gespeeld.

Slide 10 - Open question

6. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Wanneer maak je jouw huiswerk af?

Slide 11 - Open question

7. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Ik geef nooit op!

Slide 12 - Open question

8. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Mario gaf de diefstal nooit toe.

Slide 13 - Open question

9. Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Ik zou jou weleens hebben willen zien durven blijven staan kijken.

Slide 14 - Open question