Domein D Reageren op prikkels

Domein D Reageren op prikkels
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Domein D Reageren op prikkels

Slide 1 - Slide

Voor leerdoelen

Zie Checklijst op blz. 2 t/m 4 in je boekje

Slide 2 - Slide

Prikkels
Alle informatie uit je omgeving.

Uitwendige prikkels:
  • Komen van buiten je lichaam
  • Geur, licht, geluid, kou, warmte

Inwendige prikkels:
  • Komen uit je lichaam zelf
  • Honger, dorst, pijn

Slide 3 - Slide

Zintuigen
Vangen prikkels op

Elk zintuig is gevoelig voor één soort prikkel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zenuwstelsel
Impulsen: prikkel vanuit zintuig die is omgezet in een elektrische stroom

Zintuig -> hersenen, via:
Zenuwen: bundel van duizenden dunne 'draadjes' 

Slide 6 - Slide

Bewustwording
  1. Lichtprikkel -> zintuig -> impuls
  2. -> zenuw -> hersenen 
  3. Bewustwording
  4. -> impulsen -> zenuw -> spier
  5. Reactie

Gedrag = alle reacties op prikkels samen (gestuurd vanuit je hersenen)

Slide 7 - Slide

Motivatie en gewenning
Drempelwaarde: minimale sterkte van een prikkel (om zintuigen impulsen naar hersenen te laten sturen)

  • Gewenning: constante prikkel -> minder impulsen
  • Motivatie: drempelwaarde verlagen

Slide 8 - Slide

Gewenning: de aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende prikkel

Slide 9 - Slide

Het oog
125 miljoen zintuigcellen
verstelbare lens
2 miljoen neuronen

Slide 10 - Slide

Bouw en bescherming
  • Wenkbrauwen en wimpers: bescherming tegen stof en zweet
  • Harde oogvlies: bescherming binnenkant
  • Traanklieren: bescherming tegen uitdroging/reiniging - staat in verbinding met traanbuizen en neusholte
  • Oogkassen: bescherming met vet erin

  • Hoornvlies: licht kan oog binnenvallen
  1. Iris: gekleurde gedeelte (pigment)
  2. Pupil: groter of kleiner oiv spieren iris


Slide 11 - Slide

Doorsnede
  • Glasachtig lichaam: doorzichtige gel

  • Harde oogvlies: bescherming
  • Vaatvlies: bloedvaten
  • Netvlies: lichtzintuigen 

  • Gele vlek: midden van het netvlies
  • Blinde vlek: oogzenuw




Slide 12 - Slide

Scherp beeld door lens

Hoornvlies
Pupil
Lens
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogzenuw
Gezichtcentra grote hersenen -> verwerking = beeld rechtopstaand en ware grootte

Slide 13 - Slide

Zintuigcellen in het netvlies
Staafjes: 
  • Over hele netvlies (niet gele vlek)
  • Zwart, wit en grijstinten
  • Heel gevoelig, dus lage prikkeldrempel (oftewel impulsen bij weinig licht)

Kegeltjes:
  • Vooral in gele vlek
  • Kleuren (rood, groen, blauw)
  • Niet gevoelig, dus hogere drempelwaarde,  (details waarnemen)

Slide 14 - Slide

Accomoderen
Scherp beeld op het netvlies door veranderen vorm van de ooglens (plat en bol)
Dichtbij: 
  • Accomodatiespier samengetrokken
  • Lensbandjes ontspannen
  • Bolle ooglens
Veraf: 
  • Accomodatiespier ontspannen
  • Lensbandjes gespannen
  • Platte ooglens


Slide 15 - Slide

Pupilreflex
Samentrekken
Lengtespiertjes: pupil groter

Kringspiertjes: pupil kleiner

Slide 16 - Slide

Horen
De weg van geluidtrillingen...

  1. Oorschelp
  2. Gehoorgang
  3. Trommelvlies
  4. Middenoor/trommelholte: gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel)
  5. Slakkenhuis (duizenden zintuigcellen met hele kleine trilharen)
  6. Impulsen via de gehoorzenuw naar de hersenen

Slide 17 - Slide

De buis van Eustachius

De luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk maken, zodat deze goed werkt

Door slikken of gapen..

Slide 18 - Slide

Gehoorbeschadiging
Hoe sterker de geluidstrillingen, 
hoe harder het geluid (decibel),

hierdoor kunnen trilhaartjes in het slakkenhuis beschadigen

= ONOMKEERBAAR!!

Slide 19 - Slide

Evenwicht
Evenwichtsorgaan is gevoelig voor bewegingen van je hoofd en de snelheid van je bewegingen

Bewegen -> vloeistof beweegt -> zintuigcellen met haartjes bewegen -> impulsen via evenwichtszenuw -> hersenen = reactie spieren

Slide 20 - Slide

Proeven
Smaakstoffen (prikkels) -> smaakzintuigen op je tong
  • zoet
  • zout
  • zuur
  • bitter
  • umami

Maar... ook voedsel geur ruiken


Slide 21 - Slide

geurstoffen -> zintuigcellen in reukzintuig

Slide 22 - Slide

Proeven = 
smaakzintuig + reukzintuig impulsen in hersenen

Slide 23 - Slide

De huid
Elk soort zintuig is gevoelig voor één soort (adequate) prikkel


  1. Warmtezintuigen: temp > lichaamstemp
  2. Koudezintuigen: temp < lichaamstemp
  3. Tastzintuigen: hoe voelt voorwerp aan
  4. Pijnzintuigen: doodlopende uiteinden zenuwen

Slide 24 - Slide

Op temperatuur blijven
Norm menselijk lichaam: 37 graden Celsius
Afkoelen (bloedvaten en zweten)
en 
Opwarmen (bloedvaten en rillen)

Slide 25 - Slide

Het zenuwstelsel
Zenuwen + ruggenmerg + hersenen

  1. Prikkel
  2. Zintuig
  3. Impulsen via zenuwen
  4. Centraal zenuwstelsel; ruggenmerg -> hersenen = waarnemen
  5. impulsen via zenuwen
  6. Spieren = reactie


Slide 26 - Slide

Zenuwcellen

Slide 27 - Slide

Zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen: zintuig -> CZS
  • Cellichaam ligt buiten ruggenmerg

Schakelzenuwcellen: binnen hersenen of ruggenmerg

Bewegingszenuwcellen: hersenen/ruggenmerg -> spieren of klieren
  • Cellichaam ligt binnen ruggenmerg

Slide 28 - Slide

Zenuwen
Gevoelszenuwen: uitlopers van gevoelszenuwcellen

Bewegingszenuwen: uitlopers van bewegingszenuwcellen

Gemengde zenuwen: uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen

Slide 29 - Slide

Hersenen
Grote hersenen
  • Hersenschors
  • Bewustwording, zintuigelijke waarneming en bewuste reacties

Kleine hersenen
  • Coördinatie en evenwicht

Hersenstam
  • Verbindt grote/kleine hersenen met ruggenmerg
  • Onbewuste levensprocessen en reflexen

Slide 30 - Slide

fMRI: kijken naar het brein in actie

Slide 31 - Slide

Bewuste reacties

  1. Prikkel op zintuig = impuls
  2. Gevoelszenuwcel
  3. Ruggenmerg (schakelcellen)
  4. Grote hersenen = bewustwording (gevoelscentrum op de hersenschors) 

Slide 32 - Slide

Bewuste
reacties

Slide 33 - Slide

Onbewuste reacties/reflexen

  1. Prikkel op pijnzintuig = impuls
  2. Gevoelszenuwcel
  3. Ruggenmerg (schakelcellen)
  4. Bewegingszenuwcellen
  5. Spier = reactie

Je wordt je later pas bewust van wat er gebeurd (die weg is langer...)

Slide 34 - Slide

Bewust
Onbewust

Slide 35 - Slide

Voorbeeld reflex via ruggenmerg: kniepeesreflex (0,05s) -> functie: voorkomen dat je omvalt

Slide 36 - Slide

Voorbeeld reflex via hersenstam: pupilreflex -> functie: beschermt netvlies tegen te fel licht

Slide 37 - Slide

Voorbeeld reflex via hersenstam: nies/hoestreflex -> functie: beschermen luchtwegen en longen

Slide 38 - Slide

Hersenen -> .. -> organen

Slide 39 - Slide

Hersenen -> .. -> organen
1. via het zenuwstelsel
2. via het hormoonstelsel

Slide 40 - Slide

Hormonen ..

.. zijn regelstoffen

  • Worden gemaakt in de hormoonklieren (aan of uit door zenuwen of andere hormonen)
  • Vervoerd via het bloed
  • Naar doelwitorgaan
  • = reactie indien juiste receptor aanwezig

Slide 41 - Slide


De zes hormoonklieren

Slide 42 - Slide

De hypofyse

  • Het groeihormoon regelt de aanmaak van nieuwe cellen.

  • Hormonen die de schildklier aanzetten tot hormoonproductie.

  • Hormonen die de eierstokken en de zaadballen aanzetten tot hormoonproductie & productie eicellen/zaadcellen.


Slide 43 - Slide

De schildklier


  • Het schildklierhormoon regelt de snelheid waarmee verbranding (van glucose) in je lichaam plaatsvindt.


Slide 44 - Slide

De bijnieren


  • Adrenaline zorgt bij spannende situaties (stress) voor meer glucose in het bloed. Je kunt dan sneller tot actie overgaan.


Slide 45 - Slide

De alvleesklier


  • De eilandjes van Langerhans maken twee hormonen: insuline en glucagon. Deze hormonen zorgen dat er steeds voldoende glucose in je bloed zit.


Slide 46 - Slide

De eierstokken


  • Oestrogeen: secundaire geslachtskenmerken bij meisjes en het rijpen van eicellen in de eierstokken.


Slide 47 - Slide

De zaadballen


  • Testosteron: secundaire geslachtskenmerken bij jongens en het rijpen van zaadcellen in de zaadballen.


Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Zelfstandig bezig met:
  • Maak examentraining opdrachten 1 t/m 26
  • Denk aan markeren van belangrijke informatie + een deel van de vraag herhalen in jouw antwoord op de vraag

Slide 50 - Slide