quiz-toets Basiszorg swk/psd

Quiz-Toets Basiszorg
1 / 26
next
Slide 1: Slide
basiszorg SWK/PSDMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Quiz-Toets Basiszorg

Slide 1 - Slide

ik denk dat ik alles weet over de behandelde ziektebeelden
1100

Slide 2 - Poll

Wat is diabetes mellitus?
A
Hyper en hypo
B
Suikerziekte
C
Dit noem je als iemand iets zoets heeft gegeten.
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan speelt een belangrijke rol bij diabetes mellitus
A
De maag
B
De alvleesklier
C
De lever
D
De milt

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort aandoening is diabetes mellitus?
A
Een stofwisselingsziekte
B
Een infectie
C
Het gevolg van te weinig bewegen
D
Een leveraandoening

Slide 5 - Quiz

Wat is van toepassing bij diabetes mellitus type 2?
A
De alvleesklier maakt te weinig insuline aan
B
Een overschot aan suiker in het bloed
C
Weinig volkoren producten eten
D
Geen yoghurt eten

Slide 6 - Quiz

Een hypoglykemie bij diabetes mellitus kan worden behandeld met het
spuiten van insuline.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat kunnen de oorzaken zijn van diabetes mellitus type 1
A
Erfelijkheid , overbelasting, infectie, auto-immuunziekte
B
Erfelijkheid, geelzucht, overbelasting, infectie
C
Auto-immuunziekte, erfelijkheid, overbelasting, obesitas
D
Geen idee

Slide 8 - Quiz

wat weet ik nog van dementie?

Slide 9 - Open question

Wat is geen vorm dementie
A
Alzheimer
B
Lewy Body
C
Korsakov
D
Vasculair

Slide 10 - Quiz

Hoeveel vormen van dementie zijn er?
A
3
B
5
C
10
D
> 50

Slide 11 - Quiz

Reminiscentie...
A
Laat positieve herinneringen opleven
B
Nieuwe dingen kunnen nog aangeleerd worden
C
veel bewegen en actief zijn maakt dat de dementie niet achteruitgaat.
D
passieve zorg geven desnoods de hele dag in een comfortabele houding in bed.

Slide 12 - Quiz

deze leuke herinnering heb ik nog van mijn jeugd .......

Slide 13 - Open question

Wat is de bekendste vorm van dementie?
A
Ziekte van Parkinson
B
Lewy body dementie
C
Ziekte van Alzheimer
D
Vasculaire dementie

Slide 14 - Quiz

Wat betekent CVA
A
Cerebro vasovagaal accident
B
Cerebro vasculair accident
C
Circulatoir vasculair accident
D
Circulatoir vasculair account

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een CVA is altijd een hersenbloeding
C
Een CVA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen

Slide 16 - Quiz

Wat zijn drie acute verschijnselen van een CVA?
A
Krachtsverlies aan één kant van het lichaam, hoofdpijn, diarree.
B
Krachtsverlies aan één kant van het lichaam, moeite met spreken, een scheve mond.
C
Slapeloosheid, hoofdpijn, diarree.
D
Geheugenverlies, slapeloosheid, diarree.

Slide 17 - Quiz

Bij het uitkleden van iemand met een CVA begin je bij de.....
A
gezonde zijde
B
aangedane/verlamde zijde

Slide 18 - Quiz

Wat is een risicofactor voor een CVA?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 19 - Quiz

Ik vind het leuk om...
A
Dieren te verzorgen
B
Teksten te schrijven voor een blog/site
C
Activiteiten in een buurthuis te begeleiden
D
Een klassenfeest te organiseren

Slide 20 - Quiz

Wanneer heb je COPD
A
rokers hebben altijd COPD
B
bij kinkhoest
C
bij astma
D
bij klachten zoals hoesten en benauwd zijn.

Slide 21 - Quiz

ASTMA =
A
heeft altijd met allergie te maken
B
chronisch ontstoken longen
C
alleen bij kleine kinderen
D
longblaasjes die niet werken

Slide 22 - Quiz

Het verschil tussen astma en COPD is dat de luchtwegvernauwing bij astma continue aanwezig is en bij COPD niet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

een allergische reactie op stuifmeelkorrels noemen we?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
hooikoorts

Slide 24 - Quiz

heel veel succes met het vervolg van jullie opleiding
groeten Liesbeth

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide