What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
quiz-toets Basiszorg swk/psd
Quiz-Toets Basiszorg
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
basiszorg SWK/PSD
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Quiz-Toets Basiszorg
Slide 1 - Slide
Wat is diabetes mellitus?
A
Hyper en hypo
B
Suikerziekte
C
Dit noem je als iemand iets zoets heeft gegeten.
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 2 - Quiz
Welk orgaan speelt een belangrijke rol bij diabetes mellitus
A
De maag
B
De alvleesklier
C
De lever
D
De milt
Slide 3 - Quiz
Wat voor soort aandoening is diabetes mellitus?
A
Een stofwisselingsziekte
B
Een infectie
C
Het gevolg van te weinig bewegen
D
Een leveraandoening
Slide 4 - Quiz
Wat is van toepassing bij diabetes mellitus type 2?
A
De alvleesklier maakt te weinig insuline aan
B
Een overschot aan suiker in het bloed
C
Weinig volkoren producten eten
D
Geen yoghurt eten
Slide 5 - Quiz
Een hypoglykemie bij diabetes mellitus kan worden behandeld met het
spuiten van insuline.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat kunnen de oorzaken zijn van diabetes mellitus type 1
A
Erfelijkheid , overbelasting, infectie, auto-immuunziekte
B
Erfelijkheid, geelzucht, overbelasting, infectie
C
Auto-immuunziekte, erfelijkheid, overbelasting, obesitas
D
Geen idee
Slide 7 - Quiz
wat weet ik nog van dementie?
Slide 8 - Open question
Wat is geen vorm dementie?
A
Alzheimer
B
Lewy Body
C
Korsakov
D
Vasculair
Slide 9 - Quiz
Hoeveel vormen van dementie zijn er?
A
3
B
5
C
10
D
> 50
Slide 10 - Quiz
Reminiscentie...
A
Laat positieve herinneringen opleven
B
Nieuwe dingen kunnen nog aangeleerd worden
C
veel bewegen en actief zijn maakt dat de dementie niet achteruitgaat.
D
passieve zorg geven desnoods de hele dag in een comfortabele houding in bed.
Slide 11 - Quiz
Wat is de bekendste vorm van dementie?
A
Ziekte van Parkinson
B
Lewy body dementie
C
Ziekte van Alzheimer
D
Vasculaire dementie
Slide 12 - Quiz
Wat betekent CVA
A
Cerebro vasovagaal accident
B
Cerebro vasculair accident
C
Circulatoir vasculair accident
D
Circulatoir vasculair account
Slide 13 - Quiz
Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een CVA is altijd een hersenbloeding
C
Een CVA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
Slide 14 - Quiz
Wat zijn drie acute verschijnselen van een CVA?
A
Krachtsverlies aan één kant van het lichaam, hoofdpijn, diarree.
B
Krachtsverlies aan één kant van het lichaam, moeite met spreken, een scheve mond.
C
Slapeloosheid, hoofdpijn, diarree.
D
Geheugenverlies, slapeloosheid, diarree.
Slide 15 - Quiz
Bij het uitkleden van iemand met een CVA begin je bij de.....
A
gezonde zijde
B
aangedane/verlamde zijde
Slide 16 - Quiz
Wat is een risicofactor voor een CVA?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande
Slide 17 - Quiz
Ik vind het leuk om...
A
Dieren te verzorgen
B
Teksten te schrijven voor een blog/site
C
Activiteiten in een buurthuis te begeleiden
D
Een klassenfeest te organiseren
Slide 18 - Quiz
Wanneer heb je COPD
A
rokers hebben altijd COPD
B
bij kinkhoest
C
bij astma
D
bij klachten zoals hoesten en benauwd zijn.
Slide 19 - Quiz
ASTMA =
A
heeft altijd met allergie te maken
B
chronisch ontstoken longen
C
alleen bij kleine kinderen
D
longblaasjes die niet werken
Slide 20 - Quiz
Het verschil tussen astma en COPD is dat de luchtwegvernauwing bij astma continue aanwezig is en bij COPD niet
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
een allergische reactie op stuifmeelkorrels noemen we?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
hooikoorts
Slide 22 - Quiz
Stelling:
Paralyse is de benaming van een gedeeltelijke verlamming.
A
waar
B
Nietwaar
Slide 23 - Quiz
Hemianopsie is een visusstoornis waarbij de linker of de rechter kant van je beeld weg is.
A
waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Een voorbeeld van een coördinatiestoornis bij een CVA/TIA is: Dysfagie
A
yes
B
Nooooo
Slide 25 - Quiz
Welke van deze symptomen is NIET typisch voor een CVA/TIA?
A
Hoofdpijn
B
Verlamming
C
Evenwichtsstoornis
D
Misselijkheid
Slide 26 - Quiz
Wat is FAST?
timer
1:00
Slide 27 - Slide
Acute behandeling van een hersenbloeding bestaat uit het geven van bloedverdunners.
A
Hell yeah!
B
Hell NO!
Slide 28 - Quiz
Acute behandeling van een herseninfarct is:
A
Toedienen van bloedverdunners
B
Drainage via een drain door de schedel.
C
Bloedpropje wegspuiten via bloedvat
D
A,B en C
Slide 29 - Quiz
Latere behandeling van een CVA bestaat uit revalidatie. Wat past hierbij?
A
mobiliteit en conditie training (fysiotherapeut)
B
hulpmiddelen voor blijvende uitval (ergotherapeut)
C
spraak en slikstoornissen (logopedist)
D
cognitieve problemen en depressie (psycholoog)
Slide 30 - Quiz
was het leuk?
A
Heel leuk
B
heel erg leuk
C
super-duper leuk
D
Mega leuk
Slide 31 - Quiz
More lessons like this
quiz-toets Basiszorg swk/psd
February 2022
- Lesson with
26 slides
basiszorg SWK/PSD
MBO
Studiejaar 1
CVA
February 2023
- Lesson with
19 slides
Verpleging en verzorging
basiszorg SWK/PSD
MBO
Studiejaar 1
AH
February 2022
- Lesson with
23 slides
basiszorg SWK/PSD
MBO
Studiejaar 1
CVA
January 2023
- Lesson with
30 slides
Verpleging en verzorging
basiszorg SWK/PSD
MBO
Studiejaar 1
Themales: Somatiek; De meest voorkomende ziektebeelden
December 2023
- Lesson with
44 slides
ADL
MBO
Studiejaar 1
Helpende plus ziektenleer
December 2022
- Lesson with
22 slides
Verzorgende
MBO
Studiejaar 2
Helpende plus ziektenleer
May 2021
- Lesson with
17 slides
Verzorgende
MBO
Studiejaar 2
VP LE13 BOL-2
February 2021
- Lesson with
27 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 2