Dag 7 - Thema Eten

Verwerkingsvragen 
Thema 4: Eten - DAG 7
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verwerkingsvragen 
Thema 4: Eten - DAG 7

Slide 1 - Slide

De nieuwe woorden van vandaag zijn:
  • precies/precieze
  • de sinaasappel
  • de sla
  • slecht(e)
  • de snack
  • snel(le)
  • het snoep 
  • snoepen

Slide 2 - Slide

precies / precieze (bnw)
  • juist
  • nauwkeurig
  • letten op details 

  • zin: Hij is heel precies op zijn spullen. 
  • zin: Het precieze aantal leerlingen is nog niet bekend, maar het zijn er meer dan tweehonderd.
43

Slide 3 - Slide

de sinaasappel (znw)
  • een soort fruit
  • rond en oranje
  • de sinaasappel - de sinaasappels

  • zin: De sinaasappel is erg gezond. 
44

Slide 4 - Slide

de sla (znw)
  • groente
  • groen
  • salade van maken

  • zin: Ik eet drie keer per week sla.
  • zin: Sla groeit in de tuin.
45

Slide 5 - Slide

slecht(e) (bnw)
  • slecht <--> goed

  • zin: Dit slechte gebit heeft veel bruine vlekken.
  • zin: Ik heb de toets slecht gemaakt.
46

Slide 6 - Slide

de snack (znw)
  • hartig hapje
  • tussendoortje
  • de snack - de snacks

  • zin: Om vijf uur eet ik vaak twee snacks.
  • zin: Een snack is vaak ongezond.
47

Slide 7 - Slide

snel(le) (bnw)
  • vlug
  • snel <--> langzaam
  • zo snel als het licht

  • zin: Ik ga snel naar huis.
  • zin: Formule 1 is een sport voor snelle auto's.
48

Slide 8 - Slide

de snoep (znw)
  • zoete lekkernij 
  • candy
  • de snoep - het snoepje
  • het snoepje - de snoepjes

  • zin: De kinderen eten snoep.
  • zin: Snoep is niet gezond.
49

Slide 9 - Slide

snoepen (ww)
  • snoep eten
  • synoniem: snaaien

  • TT - ik snoep, jij snoept, wij snoepen
  • VT - ik snoepte, wij snoepten

  • zin: De kinderen snoepten gisteren een zak drop.
  • zin: Ik snoep elke dag een lolly.
49

Slide 10 - Slide

In de klas werk ik heel nauwkeurig en let ik op details.

Welk woord past bij deze zin?
43
A
slordig
B
goed
C
precies
D
netjes

Slide 11 - Quiz

De kinderen eten graag een ronde oranje vrucht. Ze kopen dit fruit op de markt. Ze vinden het lekker.

Welk fruit wordt er bedoeld? Noem 1 woord.
44

Slide 12 - Open question

Het is de tegenstelling van goed.

Welke picto hoort er bij het woord 'slecht'?
46
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Deze groente koop ik in de winkel of op de markt. Het is groen en ik maak er salade van.
45
A
bietjes
B
rode kool
C
sla
D
prei

Slide 14 - Quiz

47
Welke snack eet jij graag
om ongeveer 16.00 uur?

Slide 15 - Mind map

Ik ga ... naar school, want anders kom ik
te laat en dat vindt de docent niet goed.

(Er zijn meer goede antwoorden.)
48
A
vlug
B
langzaam
C
traag
D
snel

Slide 16 - Quiz

Wat vind jij het lekkerste snoep?
49

Slide 17 - Open question

Maak een zin met de woorden: 'slecht' en '(de) snack'.

Slide 18 - Open question

Maak een zin met het werkwoord 'snoepen'.

Slide 19 - Open question