1d-a/an

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Je kan uitleggen wanneer je a / an gebruikt

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

a / an
Je zet een a voor een woord als je een medeklinker hoort.
(bijvoorbeeld b, d, f, k etc)

Je zet een an voor een woord als je een klinker hoort.
(bijvoorbeeld a/ e/ i/ o/ u)

Slide 4 - Slide

a / an
a gebruik je voor woorden als je een medeklinker hoort
a pet 
a pencil
a book
a house
        a euro ( yuro)

Slide 5 - Slide

a / an
an gebruik je voor woorden als je een klinker hoort aan het begin.

an apple
an airplane
an hour (our)

Slide 6 - Slide

Opdracht
Choose: a / an
1. There is______green English book on the desk.
2. She's reading _______old comic.
3. The girl is ______pilot.
4. My father is ______honest person.
5. They've got _______idea.

timer
2:00

Slide 7 - Slide

Opdracht
Werkboek pagina 93
Maak opdracht 7 a, b, c

Weektaak unit 3: opdracht 1 t/m 8
Opdracht 7 en 8 behandelen we samen

Slide 8 - Slide

Plan of the day
  1. Doel van de les bespreken
  2. Terugblik vorige les
  3. Uitleg to be
  4. Zelfstandig aan de slag

Slide 9 - Slide

Doel van de les
Je kan to be gebruiken aan het einde van de les

Slide 10 - Slide

Terugblik vorige les
Quiz over a / an

Slide 11 - Slide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 12 - Quiz

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 13 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 14 - Quiz

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 15 - Quiz

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 16 - Quiz

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 18 - Quiz

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 19 - Quiz

a of an?
.... avatar
A
a
B
an

Slide 20 - Quiz

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 21 - Quiz

a / an
Je zet een a voor een woord als je een medeklinker hoort.
(bijvoorbeeld b, d, f, k etc)

Je zet een an voor een woord als je een klinker hoort.
(bijvoorbeeld a/ e/ i/ o/ u)

Slide 22 - Slide

TO BE = ZIJN
I am
you are
he / she / it is

we are
you are
they are
enkelvoud
}
meervoud
}

Slide 23 - Slide

Ontkennend
  • I am not happy (I'm not happy)
  • You are not happy (you're......
  • He/ she/ it is not happy (he's / she's / it's
  • We are not happy (we're...........
  • You are not happy (you're..........
  • They are not happy (they're............ 

Slide 24 - Slide

Vragend
I am happy
- Am I happy?
You are happy
- Are you happy?
-Is he /she /it happy?
-Are we happy?
-Are they happy?

Slide 25 - Slide

Opdracht 
Werkboek pagina 94
Opdracht 8a, 8b
Klaar? --> weektaak afmaken

Slide 26 - Slide