This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ik eet een pizza als ontbijt.
Wij maken huiswerk als we zin hebben.
Zij kijkt de hele dag filmpjes op Youtube.
Ik haat Smurfen!
Ik haat smurfen.
Ik haat ze.
Ken jij die voetballer?
Ik ken hem.
mannelijk - le Tu connais le chanteur?
Oui, je le connais.
vrouwelijk - la Tu regardes la photo? Oui, je la regarde.
/ voor een klinker of h - l' Tu as déjà son autographe?
Oui, je l'ai déjà.
meervoud - les Tu achètes les magazines? Oui, je les achète.
In alle andere gevallen:
=> le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.
Tu achètes les magazines? Tu as eu son autographe?Oui, je les achète. Oui, je l'ai eu.
Staat er een heel werkwoord in de zin?
=> Le, la, l', les vóór dat werkwoord.
Tu vas rencontrer l'actrice?Oui, je vais la rencontrer.
Au travail!