This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ik eet een hamburger als ontbijt.
Wij maken huiswerk als we zin hebben.
Zij kijkt de hele dag filmpjes op Youtube.
Ik haat smurfen.
Ik haat ze.
Ken jij die voetballer?
Ik ken hem.
mannelijk - le Tu connais le chanteur?
Oui, je le connais.
vrouwelijk - la Tu regardes la photo? Oui, je la regarde.
/ voor een klinker of h - l' Tu achètes le magazine?
Oui, je l'achète. (le->l')
meervoud - les Tu achètes les magazines? Oui, je les achète.
Staat er een heel werkwoord in de zin?
=> Le, la, l', les vóór dat werkwoord.
Tu vas rencontrer l'actrice?Oui, je vais la rencontrer.
In alle andere gevallen:
=> le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.
Tu achètes les magazines? Tu as mangé le hamburger?Oui, je les achète. Oui, je l'ai mangé.
Au travail!