Je kunt zinsdelen aanvullen door kenmerken of eigenschappen van de zelfstandige naamwoorden toe te voegen.
De jongen | draagt | vandaag | op straat | een jas.
De lange jongen | draagt | vandaag | op straat | een blauwe jas. In deze zin zegt lange iets over de jongen ( de jongen is lang) en blauwe zegt iets over de jas (de jas is blauw).
Je noemt de woorden lange en blauwebijvoeglijke naamwoorden (bnw).