voorzetsels in-nach-zu-für-vor

Voorzetsels
in-nach-zu
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Voorzetsels
in-nach-zu

Slide 1 - Slide

nach-zu-in?
Wanneer gebruik je nu welk voorzetsel?

Slide 2 - Slide

nach
  • nach = naar
  • naar een land/stad
  • naar links/rechts
  • Ich gehe nach Deuschland
  • Ich gehe nach Frankreich

Slide 3 - Slide

zu
  • zu = naar
  • naar een persoon
  • naar als iets je doel is
  • Ich zu meinen Freunden.
  • Ich gehe zu einem Fest
  • aber: Ich gehe ins Kino

Slide 4 - Slide

in
  • in = naar
  • bij vrije tijdsbesteding (theater, bioscoop, sporthal, zwambad).
  • Bij sommige landen die in het Duits al een lidwoord hebben (die Niederlande, die Turkei, die Schweiz)
  • Ich fahre in die Türkei
  • Ich fahre in die Niederlande
  • Ich fahre in die Schweiz
  • Ich gehe ins Kino

Slide 5 - Slide

volgende opdracht:
De voorzetsels nach/zu/in/vor en  für.
Volgende opdracht: voorzetsels

Kies de juiste voorzetsels in de volgende zinnen en schrijf deze op.

Slide 6 - Slide

Ich gehe in/nach die Sporthalle.

Slide 7 - Open question

Ich gehe nach/ins Popkonzert.
Tekst

Slide 8 - Open question

Fährst du mit uns
in die/ nach die
Stadt?

Slide 9 - Open question

Ich gehe zu/nach Hause

Slide 10 - Open question

Ich gehe zu/nach rechts

Slide 11 - Open question

Ich gehe nach/zu meinen Freunden

Slide 12 - Open question

Ich gehe ins/nach dem Schwimmbad

Slide 13 - Open question