Week 5 - Oncolytica

Week 5: 
Oncolytica
1 / 26
next
Slide 1: Slide
assistenten in de gezondheidszorgMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Week 5: 
Oncolytica

Slide 1 - Slide

Planning
  • Inventariseren vragen over lesstof
  • Korte quiz voorgaande lessen
  • Uitleg kanker en oncolytica
  • Bespreken casus E
  • Opdrachten 'Heb je het begrepen' maken en evt. verder werken

Slide 2 - Slide

Welke van deze middelen is een osmotisch werkend laxans (meerdere antwoorden juist)?
A
Bisacodyl
B
Macrogol
C
Lactulose
D
Plantago ovata

Slide 3 - Quiz

Metoclopramide mag niet gegeven worden bij patiënten met ...
A
diabetes
B
de ziekte van Parkinson
C
astma
D
depressie

Slide 4 - Quiz

Hoe heet het fenomeen van misselijkheid voorafgaand aan de chemokuur
A
eradicatie
B
gastroparese
C
coeliakie
D
anticipatoire emesis

Slide 5 - Quiz

Welk geneesmiddel wordt gegeven bij anticipatoire emesis?
A
metoclopramide
B
domperidon
C
lorazepam
D
dexamethason

Slide 6 - Quiz

Stelling: Bij colitis ulcerosa kunnen alle lagen van de darmwand aangedaan zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Stelling: De geneesmiddelen Pentasa en Salofalk mogen uitgewisseld worden bij een patiënt die op een van beide staat ingesteld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar denk je aan bij kanker?
Welke begrippen heb je geleerd tijdens het huiswerk?

Slide 9 - Mind map

Wat gaat er mis bij kanker?
  • Ongeremde celdeling (proliferatie van cellen)
  • Vaak door mutaties in DNA (tumorsuppressorgenen, proto-oncogenen)
  • Kankercellen: blijven delen en reageren niet op stopsignalen van naburige cellen, dringen door in naburige weefsels, gaan niet over tot zelfdoding (apoptose), stimuleren groei van bloedvaten (angiogenese), onsterfelijk, verplaatsen via bloed of lymfen naar andere delen van lichaam (metastaseren)

Slide 10 - Slide

Dit heet ook wel 'cykinese'
Wanneer een cel deelt, moeten de nieuwe cellen identiek zijn aan de oorspronkelijke cel. Elk van beide moet een volledige set organellen en chromosomen hebben (dus beide 46 in totaal). Dit betekent dat er in de oorspronkelijke cel 46 chromosomen moeten worden gekopieerd. Een groep enzymen kopieert het DNA. Dit zijn onder andere topoïsomerase en helicase. Het nieuwe DNA wordt samengesteld door DNA polymerase
de rustfase
de cel groeit en bereidt zich voor op deling
verdere groei voorafgaand aan de mitose

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

TIP
In de twee volgende video's wordt goed uitgelegd hoe het ook alweer zat met DNA, transcriptie, translatie en celdeling (mitose). Bekijk deze thuis ook nog eens. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Hoe werken de oncolytica?
Algemeen: doden van de kankercellen, meestal door in de celdeling te interfereren

Slide 16 - Slide

Alkylerende stoffen
Vormen kruisverbindingen tussen naast elkaar gelegen basen in het DNA --> DNA strengen worden aan elkaar vast gehouden --> belemmering voor de transcriptie (aflezen van DNA streng) --> replicatie is niet mogelijk --> apoptose

Voorbeeld: cyclofosfamide, chloorambucil, cisplatine

Slide 17 - Slide

Antimetabolieten
Basen (adenine, guanine, thymine, cytosine) zijn nodig voor DNA synthese. Stoffen die ervoor zorgen dat er minder basen worden aangemaakt remmen daardoor ook de groei en deling van de cel. Foliumzuur is bijv. nodig voor productie pyrimidinen (cytosine, thymine) --> geremd door methotrexaat

Andere voorbeelden: capecitabine (Xeloda), fluorouracil

Slide 18 - Slide

Cytostatische antibiotica
Geproduceerd door bacteriën die in de aarde voorkomen.
O.a. binding aan het DNA --> voorkomen van transcriptie en replicatie. Sommige ook remming topoisomerase (enzym betrokken bij replicatie)

Voorbeelden: daunorubicine, doxorubicine. 
Let op bij cardiale voorgeschiedenis!

Slide 19 - Slide

Cytostatische alkaloiden
Remmen activiteit van microtubuli ('draadjes' waarmee chromosomen uit elkaar worden getrokken tijdens mitose) --> mitose mislukt --> cel in apoptose

Voorbeelden: docetaxel, paclitaxel

Slide 20 - Slide

Tyrosinekinaseremmers
Ook wel TKI (I van inhibitor) genoemd. 
Bij bepaalde soort kanker soms expressie van één bepaalde receptor die celdeling stimuleert --> door TKI geremd

Voorbeelden: bodutinib, nilotinib (Sutent)
Let op: geen levende vaccins en niet-levende vaccins

Slide 21 - Slide

Monoklonale antilichamen
Vele werkingsmechanismen, wel allemaal immunoglobulinen die binden aan één specifiek antigeen --> gunstig, want minder effect op gezonde cellen

Voorbeelden: trastuzumab (Herceptin)
Let op: geen levende vaccins en niet-levende vaccins

Slide 22 - Slide

Antihormonen
Borstkanker: anti-oestrogenen en aromataseremmers
Prostaatkanker: anti-androgenen

Anti-oestrogenen: bijw. opvliegers, vb tamoxifen
Aromataseremmers: bijw. osteoporose, vb anastrozol
Anti-androgenen: bijw. opvliegers en borstgroei, vb bicalutamide, enzalutamide (Xtandi)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Aan de slag


Maak de opdrachten 'Heb je het begrepen'

Slide 25 - Slide

Huiswerk
  • Opdrachten van week 1 t/m 5 af
  • Maak het eerste deel van casus F (let op: 'vervolg' hoort bij week 7) en lees de theorie uit de reader.

Slide 26 - Slide