This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Slide
Zijn jouw uitgaven en inkomsten in balans?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
wat is de taak van de thuisbegeleider bij het aanleren van financiële vaardigheden?
Slide 6 - Mind map
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Bij activerende gespreksvoering pas je de volgende technieken toe:
A
open vragen stellen
B
positieve benadering
C
feedback geven
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 18 - Quiz
Iemand met een positieve houding ten opzichte van zijn financiën:
A
laat zich verleiden door reclame
B
geeft impulsief geld uit
C
is niet prijsbewust
D
houdt een administratie bij
Slide 19 - Quiz
Als je niet zelfredzaam bent in je financiën;
A
dan heb je kans op groeiende schulden
B
heb je weinig begeleiding nodig
C
A en B zijn beiden goed
D
A en B zijn beiden fout
Slide 20 - Quiz
Wat doet het NIBUD
A
geeft advies over omgaan met je geld
B
geeft overzichten van belangrijke onderzoeken
C
houdt bij wat iedereen verdient
D
Ze zijn een onderdeel van de belastingdienst
Slide 21 - Quiz
Wat betekent Nibud?
A
Nationaal Instituut voor Bestedingspatronen
B
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
C
Nieuw Bureau Uitgaven en Duurzaamheid
D
Nederlands Onderzoeksinstituut voor Jongerenbeleid
Slide 22 - Quiz
Wat is een kasboek?
A
een overzicht van de uitgaven die je per maand achteraf bijhoudt
B
een overzicht van de inkomsten en uitgaven
C
een overzicht van de inkomsten en uitgaven die je vooraf per maand bekijkt
D
een overzicht van de inkomsten en uitgaven die je per maand achteraf bijhoudt
Slide 23 - Quiz
Stelling I: De dader van financieel misbruik is meestal een bekende van de cliënt. Stelling II: Je kunt financieel misbruik melden bij het advies- en meldpunt Veilig Thuis. Welke stelling is juist?
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 24 - Quiz
Naar wie kun je de cliënt doorverwijzen voor schuldhulpverlening?
A
Naar de bank
B
Naar de gemeente
C
Naar de rechtbank
D
geen antwoord is juist
Slide 25 - Quiz
Een jongen heeft stress omdat hij schulden heeft? Hoe zou je hem kunnen helpen als sociaal werker?