De kapitalistische landen werkten nauw samen.
Hierdoor ontstond een tweedeling in:
- Berlijn (Oost- en West)
- Duitsland (Oost- en West)
- Europa (Oost- en West)
Er ontstonden twee invloedssferen: een verdeling van landen die onder invloed van de VS of de SU vielen.
Het landen die vielen onder de invloedssfeer van de SU noemen we het Oostblok, de landen onder invloed van de VS noemen we het Westblok.