3.3 Het feodale stelsel

1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H3 Monniken en ridders
3.3 Het feodale stelsel

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de hoe het feodale stelsel werkt en waarom het is ingevoerd.

Slide 3 - Slide


Clovis


  • Clovis was de stichter van het Frankische Rijk

  • Hij werd de eerste koning van het rijk, Clovis I

  • Zijn Rijk omvatte bijna heel Gallië

Slide 4 - Slide


Het leenstelsel
  • Om zijn rijk bestuurbaar te houden, leende hij stukken land uit aan hertogen en graven

  • Die zouden dat gebied voor Karel besturen

  • Dit noemen we het leenstelsel
    Karel was dan de leenheer
    de hertogen en graven werden leenman

Slide 5 - Slide


Keizer Karel
  • Twee en een halve eeuw later, in 768, wordt Karel koning van de Franken

  • Karel ging bijna elk jaar met zijn leger op pad om nieuwe gebieden te veroveren

  • Hij veroverde zoveel gebieden, Friesland, Saksen, de Alpen en Noord-Italië, dat hij Karel de Grote genoemd wordt

Slide 6 - Slide

Probleem
Er zijn invallen van Vikingen.
Jij wilt je gewonnen gebieden niet verliezen en veilig houden

Er is geen geld.
Je kunt niemand voor zijn diensten betalen. Je ontvangt geen belasting.

Slide 7 - Slide


Het feodale stelsel




  • Om zijn rijk bestuurbaar te houden, leende Karel stukken land uit aan hertogen en graven
  • Die zouden dat gebied voor Karel besturen
  • Dit noemen we het feodale stelsel of leenstelsel
  • Karel was dan de leenheer en de hertogen en graven werden leenman

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide


Een onveilige tijd





  • De leenmannen gaven hun gebieden weer door aan hun kinderen
  • Soms stelden de leenmannen zelf ook leenmannen aan, achterleenmannen
  • De leenmannen gingen de gebieden als hun eigen gebied zien
  • Door al die leenmannen ontstonden er heel veel kleine staatjes die ook vaak oorlog met elkaar voerden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


Ridders





  • Door al die oorlogen lieten de edelen zich verdedigen door ridders

  • Ridders hadden veel aanzien en hun wapenuitrusting was duur

  • Vaak werd dat betaald door hun plaatselijke heer

Slide 12 - Slide


Ridderordes




  • Het ridderschap werd steeds meer gezien als een adelijke aangelegenheid

  • Vanaf  ongeveer 1100 moesten ridders aangesloten zijn bij een ridderorde

  • De ridders begonnen een soort 'popsterren' te worden, overal in het rijk werden er ridderverhalen verteld

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

aan het werk
Je boek: 3.3
maken de opdrachten in LessonUp die hierna komen.

Slide 15 - Slide

Leg uit op welke afspraak het feodalisme of leenstelsel gebaseerd was

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

vul het schema in

Slide 18 - Open question

Het feodalisme was bedoeld om het centraal gezag te versterken. Maar na verloop van tijd leidde het juist tot het tegenovergestelde. Leg uit!

Slide 19 - Open question

Bekijk de afbeelding. Noem de kenmerken van het leenstelsel die hier worden afgebeeld

Slide 20 - Open question

Noem 3 verplichtingen die de leenman (vazal) had ten opzichte van de leenheer?

Slide 21 - Open question

Noem 3 verplichtingen van de leenheer (vorst of hoge adel) aan zijn leenman

Slide 22 - Open question

Welke bestuursvorm was het meest kenmerkend voor de tijd van monniken en ridders? Monarchie, aristocratie of democratie?

Slide 23 - Open question

Vaak worden de begrippen hofstelsel en leenstelsel door elkaar heen gebruikt. Toch zijn ze niet hetzelfde. Leg uit!

Slide 24 - Open question

Leg uit hoe niet-adellijke ridders op den duur tot de adel gingen behoren

Slide 25 - Open question

Koningen maakten bisschoppen graag tot leenman omdat..
A
Bisschoppen heel gelovig waren
B
Koningen dan hun land weer terugkregen
C
Bisschoppen heel gehoorzaam waren
D
Bisschoppen grote legers hadden

Slide 26 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
De leenman
B
de leenheer
C
de horige

Slide 27 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?
Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 28 - Quiz

Is elke leenman een vazal?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Dat kun je zo niet zeggen

Slide 29 - Quiz


WIE IS DIT?
A
Karel de Kale
B
Karel de Kleine
C
Karel V
D
Karel de Grote

Slide 30 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vertrouweling.

Slide 31 - Quiz

Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 32 - Quiz

Het voordeel van het feodalisme is dat...
(meerdere antwoorden)

A
Dat de koning nu een groot land kan besturen
B
Dat de koning een groot leger heeft
C
Dat de koning geen geld nodig heeft
D
Dat de koning nu heel rijk wordt

Slide 33 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?

Trouw beloven aan de koning.
A
leenman
B
horige

Slide 34 - Quiz