TA 6. 3.2.7. Persoonsvorm

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.




Fleur bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.


Slide 3 - Slide

De juf doet voor:
Jens  voert zijn konijn.
Voert Jens zijn konijn?    

Siem  fietst snel naar school.
Fietst Siem snel naar school?

Slide 4 - Slide

De juf doet voor/tijdproef
Nanet speelt gezellig in het park.
Nanet speelde gezellig in het park.

Vajèn loopt een rondje met de hond.
Vajèn liep een rondje met de hond.

Slide 5 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 6 - Slide

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Fabian loopt naar de bus.
A
Fabian
B
naar
C
loopt
D
de bus

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Vinz poetst zijn tanden.
A
Vinz
B
poetst
C
zijn
D
tanden

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben roze knoppen.
A
De bloemen
B
hebben
C
roze
D
knoppen

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Groep 6 is buiten aan het spelen.
A
Groep 6
B
is
C
buiten
D
aan het spelen.

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week speelden Luuk en Sep in het park.

Slide 12 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Fem schreef alles in haar schrift.

Slide 13 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
De winkel is dicht.

Slide 14 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Pieter won zondag de wedstrijd.

Slide 15 - Open question

Aan het werk
 Thema 3, les 7

Maken:
opgave 2
opgave 3
2x plussen


Slide 16 - Slide

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 17 - Slide