TA 6. 3.4.19 Persoonsvorm

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De juf doet voor:
Stijn  voert zijn konijn.
Voert Stijn zijn konijn?    

Rick  fietst snel naar school.
Fietst Rick snel naar school?

Slide 3 - Slide

De juf doet voor/tijdproef
Indy speelt gezellig in het park.
Indy speelde gezellig in het park.

Ise loopt een rondje met de hond.
Ise liep een rondje met de hond.

Slide 4 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 5 - Slide

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Sint loopt naar zijn paard.
A
Sint
B
naar
C
loopt
D
zijn paard

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Ozosnel springt op het dak.
A
Ozosnel
B
springt
C
op
D
het dak

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De cadeautjes staan bij de schoen.
A
De cadeautjes
B
staan
C
bij
D
de schoen

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Groep 6 maakt een surprise
A
Groep 6
B
surprise
C
een
D
maakt

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week vierde Ozosnel zijn verjaardag.

Slide 11 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
De stoomboot kwam uit Spanje.

Slide 12 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
De pepernoten zijn op.

Slide 13 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 14 - Slide

Aan het werk
 Thema 3, les 19

Maken:
2x plussen
Taal Shuffle


Slide 15 - Slide