Spelling H2: met of zonder -n

Pecha Kucha's 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pecha Kucha's 

Slide 1 - Slide

De grote repetitie
Woordenschat H1 = herhaling, tegenstelling, opsomming
Woordenschat H2 = hyperbool, understatement, eufemisme
Grammatica H2 = samentrekking
Formuleren H1 = zinnen correct begrenzen 
Formuleren H2 = samentrekking controleren
Spelling H1 = trema, apostrof, accent, cedille
Spelling H2 = met of zonder -n en werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Wat en waarom? 
Deze les leer je wanneer je een telwoord met of zonder -n schrijft. Dit is belangrijk, zodat de lezer jouw tekst begrijpt. Ook komt jouw tekst dan professioneler over.

Slide 3 - Slide

Wat zijn telwoorden?

Slide 4 - Mind map

Met of zonder -n?
Telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden worden soms zelfstandig gebruikt. In dat geval spel je ze soms met een -n op het eind.

> Wat zijn telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?
Woorden als sommige, vele, enkele, beide

Slide 5 - Slide



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....




  • betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen

MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:


Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 6 - Slide

Met of zonder -n?
Maar:
  • tientallen, duizenden, honderden, miljoenen etc.

Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.

Slide 7 - Slide

Sommige/Sommigen leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommige
B
sommigen

Slide 8 - Quiz

Op Texel zag ik veel verschillende vogels; wel honderde/honderden.
A
honderde
B
honderden

Slide 9 - Quiz

Van alle studenten hebben vele/vele een voldoende gehaald voor hun toets.
A
vele
B
velen

Slide 10 - Quiz

Van die struiken wil ik er wel enkele/enkelen in mijn tuin.
A
enkele
B
enkelen

Slide 11 - Quiz

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide/beiden schuld
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quiz

De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 13 - Quiz

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn beide/beiden mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 14 - Quiz

Wat nu? 
Maak hoofdstuk 2 van Spelling
Opdracht 1, 2, 3, 4, 6, 7 (5 hoeft niet)

Aankomende maandag moet dat af zijn. 


Slide 15 - Slide