Thema 1, week 3 Les 11a - richting

lesdoel

Ik leer twaalf schooltaalwoorden over Richting.

1 / 16

Slide 1: Slide

TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Lesson duration is: 10 min

Items in this lesson

lesdoel

Ik leer twaalf schooltaalwoorden over Richting.

Slide 1 - Slide

let goed op

We werken in tweetallen.

Je krijgt 5 minuten.

Je kunt een beurt krijgen.

Slide 2 - Slide

het begintpunt

de plek waar iets begint

Het beginpunt heet ook wel de start.

Slide 3 - Slide

het eindpunt

de plek waar iets eindigt

De eekhoorn start bij het beginpunt en hij moet naar de eikels. Dat is het eindpunt.

Slide 4 - Slide

halverwege

op de helft

De slak moet 20 km kruipen. Hij is nu precies op de helft, dat noem je ook wel halverwege.

Slide 5 - Slide

benaderen

naar iets of iemand toe gaan

Ik werd door de juf benadert en zij vond dat ik mij als een kanjer gedroeg.

Slide 6 - Slide

dichtbij

als iets op een kleine afstand is

Mijn buurvrouw woont dichtbij, want zij woon naast ons.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

het noorden

de windrichting tegenover het zuiden

Friesland ligt in het noorden van Nederland

Slide 9 - Slide

het zuiden

een windrichting, waar de zon in de middag staat

In de middag staat de zon in het zuiden. Dan schijnt hij in ons klaslokaal.

Slide 10 - Slide

het oosten

een windrichting, waar de zon opkomt

De provincie Overijssel ligt in het oosten van Nederland.

Slide 11 - Slide

het westen

een windrichting, waar de zon ondergaat

De provincie Noord- Holland ligt in het westen van Nederland.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

de richting

de kant die je op gaat

Ik wil naar Heerenveen, welke richting moet ik dan op?

Dat kan ik zien op de richtingsborden zin.

Slide 14 - Slide

de route

de weg die je moet afleggen om ergens te komen

Zal ik de blauwe of de rode route nemen?

Slide 15 - Slide

ver weg

als iets op een grote afstand is

Ik bekijk het hert op grote afstand.

Het hert staat ver weg.

Slide 16 - Slide