HABEN, SEIN + regelmatige werkwoorden-2

Die Verben haben, sein, werden und das schwache Verb
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Die Verben haben, sein, werden und das schwache Verb

Slide 1 - Slide


www.duits.de

Slide 2 - Slide

www.duits.de

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

e - st - t- en - t - en


Slide 6 - Slide

www.duits.de

Slide 7 - Slide

www.duits.de

Slide 8 - Slide

machen
Warum ... er das?
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst

Slide 9 - Quiz

wohnen
Wo ..........................du?
A
wohnt
B
wohnen
C
wohnst
D
wohne

Slide 10 - Quiz

arbeiten
Wann ..........................Sie?
A
arbeiten
B
arbeitet
C
Arbeiten
D
arbeit

Slide 11 - Quiz

suchen
Was .......................... dieser Kunde?
A
suche
B
sucht
C
suchst
D
suchen

Slide 12 - Quiz

heißen
Wie .......................... du?
A
heißen
B
heißest
C
heißt
D
heiße

Slide 13 - Quiz

finden
Wo .......................... ich die Hosen?
A
findet
B
finden
C
find
D
finde

Slide 14 - Quiz

haben
Warum .......................... du das gekauft?
A
hast
B
bist
C
habe
D
hat

Slide 15 - Quiz

sein
.......................... ihr im Laden?
A
Sind
B
Ist
C
Seid
D
Sein

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
Waar woon jij?

Slide 17 - Open question

Vertaal:
Hebben jullie geld?

Slide 18 - Open question

Vertaal:
Hij telt (zählen)het geld.

Slide 19 - Open question

Vertaal:
U betaalt (bezahlen) het eten.

Slide 20 - Open question

Vraag aan deze vrouw hoe ze heet .

Slide 21 - Open question

Vraag aan een klasgenoot waar hij/zij werkt (arbeiten)

Slide 22 - Open question

kies in de volgende slide
klik op de link en maak:
7-1, 7-2, 7-5, 7-6

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link