Betoog

Welkom in groep 55!
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom in groep 55!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

TM 

a.temminck@roncalli-boz.nl

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Betoog
Instructie betoog 

Oefenbetoog 5 maart

Toets betoog W28 26 maart 

SE betoog W29 
(18 april 14:30-17:00 uur)




Slide 6 - Slide

Hoe schrijf ik een     geweldig 
                betoog? 

Slide 7 - Slide

Lesdoelen

  • Ik ken de belangrijkste kenmerken van een betoog
  • Ik kan een geweldig betoog schrijven
  • Ik kan een betoog beoordelen

Slide 8 - Slide

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
amuseren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 9 - Quiz

Uit welke drie delen is een goede tekst opgebouwd?

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Boven de eerste alinea staat de .....

Slide 12 - Mind map

Tekstopbouw

Slide 13 - Slide

Titel
Uit de titel moet blijken wat het ONDERWERP is
en dat het een BETOOG betreft: 'MOETEN'

Slide 14 - Slide

Wat is de beste titel voor een betoog met als standpunt dat scholen later zouden moeten beginnen?
A
Schooltijden
B
Scholen zouden later moeten beginnen
C
Moeten scholen later beginnen?
D
Later naar school

Slide 15 - Quiz

Eindigt een titel met een punt?
A
Nee
B
Ja
C
Soms

Slide 16 - Quiz

alinea 1

Slide 17 - Slide

Hoe noem je de eerste (aantrekkelijke) zin de inleiding?

Slide 18 - Open question

Waar komt formuleer je voor het eerst je standpunt?
A
de eerste zin van de inleiding
B
middenin de inleiding
C
de laatste zin van de inleiding

Slide 19 - Quiz

Wat komt er tussen de leeslokker en het standpunt? 

Slide 20 - Slide

Met welke signaalwoorden begin je je standpunt?

Slide 21 - Mind map

Alinea 1
LEESLOKKER

Algemene informatie over het onderwerp (aanleiding, actuele situatie, uitleg belangrijke begrippen)

STANDPUNT

Slide 22 - Slide

alinea 2, 3 en 4

Slide 23 - Slide

Hoeveel argumenten voor je standpunt moet je geven?
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf

Slide 24 - Quiz

En hoeveel tegenargumenten ga je weerleggen?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Waar komt het argument (= de kernzin) in alinea twee, drie en vier?
A
eerste zin
B
tweede zin
C
derde zin
D
vierde zin

Slide 27 - Quiz

Welke signaalwoorden gebruik je om de tweede, derde en vierde alinea te beginnen?
A
signaalwoorden van tegenstelling
B
signaalwoorden van voorwaarde
C
signaalwoorden van opsomming
D
signaalwoorden van conclusie

Slide 28 - Quiz

Welke signaalwoorden van opsomming ken je?

Slide 29 - Mind map

Waar staat het AUB-model voor? 

Slide 30 - Slide

AUB-model
Argument / kernzin
Uitleg
Bijvoorbeeld

Slide 31 - Slide

Vuurwerk zou verboden moeten worden omdat dit veel slachtoffers scheelt tijdens de jaarwisseling. Door het verkeerd afsteken van, en stunten met vuurwerk raken jaarlijks honderden mensen gewond. Zo belandden er in 2019 tijdens oud en nieuw alleen in Utrecht al honderdvijftig jongeren op de eerste hulp, omdat op een groot feest een meganitraat was afgestoken.

Slide 32 - Slide

Alinea 2, 3 en 4
Ten eerste, daarnaast, ook: ARGUMENT 1, 2 en 3

UITLEG (eventueel met behulp van artikelen)

Indien mogelijk: VOORBEELD

Slide 33 - Slide

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument. Je kunt een het controleren.
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 34 - Slide

alinea 5

Slide 35 - Slide

Tegenargument en weerlegging
Je maakt je betoog sterker als je een belangrijk argument bedenkt dat je tegenstander tegen jouw standpunt in kan brengen: het TEGENARGUMENT

Vervolgens leg je in dezelfde alinea uit waarom je het niet met dit argument eens bent: de WEERLEGGING

Slide 36 - Slide

Tegenargument en weerlegging

Signaalwoorden bij het TEGENARGUMENT: 'Tegenstanders zijn van mening...' 'Daarentegen...'

Signaalwoorden bij de WEERLEGGING: 'Maar' of 'echter'

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

alinea 6

Slide 40 - Slide

Waar komt de conclusie (herhaling van je standpunt) in het slot?
A
de eerste zin
B
de tweede zin
C
de laatste zin

Slide 41 - Quiz

De conclusie is de herhaling van je standpunt + het signaalwoord
A
dus
B
echter
C
mits
D
maar

Slide 42 - Quiz

Hoe noemen we die oneliner aan het einde van het slot?

Slide 43 - Open question

Alinea 6

CONCLUSIE

Herhaling argumenten

UITSMIJTER

Slide 44 - Slide