Les 3 Werktuigen en Constructies

Les 3 werktuigen en constructies
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 3 werktuigen en constructies

Slide 1 - Slide

Moment
  • Moment van een kracht = de draaineiging van een kracht.
  • Bijvoorbeeld een scheef hangend schilderij

Slide 2 - Slide

Moment
  • Er is altijd een kracht en een draaipunt aanwezig.
  • Het voorwerp draait net zolang totdat de werklijn van de kracht door het draaipunt gaat.

Slide 3 - Slide

Moment
  • Moment heeft ook een richting.
  • De richtingen zijn linksom of rechtsom.
  • Linksom = tegen de klok in.
  • Rechtsom = met de klok mee.
  • Op het moment van loslaten draait het schilderij met de klok mee, dus het moment is rechtsom.


Slide 4 - Slide

Moment van een kracht
     linksom                                                                                          rechtsom




                                                  evenwicht

Slide 5 - Slide

Opdracht

Maak de opdracht in learning app


https://learningapps.org/display?v=pein8juuc18

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

moment = grootte van kracht x lengte van arm



Kracht is in newton
Lengte van arm is in meter
Moment is in newton meter

Soms wordt er voor de lengte van de arm een ander symbool gebruikt:
r of d                                                                
                                                                                            of   
M=Fl
M=Fr
M=Fd

Slide 8 - Slide

Aantekening

Vul de tabel met grootheden en eenheden achter in je schrift aan:

  • M is het moment in Newtonmeter (Nm)
  • F is de kracht in Newton (N)
  •       is de arm in meter (m)




l

Slide 9 - Slide

Momentenwet     (hefboomwet)
Een hefboom is in evenwicht, als de som van de momenten linksom gelijk is aan de som van de momenten rechtsom.
Formule:


                                                          links                         rechts

ML1+ML2+...(links)=MR1+MR2+...(rechts)
M
=
M

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Een hefboom heeft in natuurkundige beschrijving de volgende items. Welke hoort er niet bij?
A
Draaipunt
B
Kracht
C
Massa
D
Arm

Slide 12 - Quiz

De arm van de werkkracht is 4x zo klein als die van de spierkracht. Bij evenwicht is de spierkracht is dus:
A
4x zo groot als de werkkracht
B
4x zo klein als de werkkracht
C
2x zo groot als de werkkracht
D
2x zo klein als de werkkracht

Slide 13 - Quiz

De eenheid van kracht is:
A
N
B
F
C
kg
D
Nm

Slide 14 - Quiz

De eenheid van krachtmoment is:
A
N/m
B
Nm
C
N
D
Ncm

Slide 15 - Quiz

Een kracht van 750N grijpt loodrecht aan op een hefboom. De arm is 3780mm. Hoe groot is het krachtmoment?
A
3215 Nm
B
2780 Nm
C
2835 Nm
D
2935 Nm

Slide 16 - Quiz

Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:
A
De kracht aan de linkerkant gelijk zijn aan de kracht aan de rechterkant.
B
Het krachtmoment aan de linkerkant gelijk zijn aan het krachtmoment aan de rechterkant.
C
De massa aan beide zijden gelijk zijn.
D
Geen van bovenstaande antwoorden.

Slide 17 - Quiz

Opdracht
Maak de opdrachten op de volgende slides en laat de antwoorden controleren door de docent.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Oefenopgave 1:

Slide 21 - Slide

Oefenopgave 2
Bepaal of deze hefboom in evenwicht is als alle gewichtjes identiek zijn en een gewichtje heeft een massa van 4 kg

Slide 22 - Slide

Aan een hefboom hangt op 25 cm van het draaipunt een massablokje van 30 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 15 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op een afstand kleiner dan 25 cm
B
Ook op 25 cm
C
Op een afstand groter dan 25 cm
D
Ik weet het niet

Slide 23 - Quiz

Aan een hefboom hangt op 15 cm van het draaipunt een massablokje van 50 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 30 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op 20 cm
B
Op 25 cm
C
Op 30 cm
D
Het goede antwoord staat er niet bij

Slide 24 - Quiz

Laat met een JUISTE berekening (g = 10 N/kg) zien aan welke kant en op welke afstand de extra brandblusser moet staan voor evenwicht.

Slide 25 - Open question

Uitleg
De krachten zijn de zwaartekrachten dus 50 N (brandblusser) en 100 N (vuilnisbak).
Mlinksom = F(brandblusser) x r(brandblusser) =
Mlinksom = 50 N x 2 m = 100 Nm
Mrechtsom = F(vuilnisbak) x r(vuilnisbak) =
Mrechtsom = 100N x 0,75m = 75 Nm
Het moment links is groter dan het moment , dus de extra massa moet rechts.
Er moet nog 100-75 = 25 Nm rechts geleverd worden.
M = F x r --> r = M / F = 25 / 50 = 0,50 m.
De extra brandblusser moet rechts, op 0,5 m afstand.

Slide 26 - Slide

Opdracht
  • Op de volgende pagina staat een link naar een applet met    

       een spel.

  • Zorg dat je level 3 en 4 beheerst.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Huiswerk

Lees blz 140 en 142 tot krachtmoment

Maak vraag 28

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Link

Slide 32 - Slide