puberteit 10.2

Puberteit 10.2
Atheneum 2
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Puberteit 10.2
Atheneum 2

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Uitleg over puberteit 10.2
  • Werkblad puberteit.
  • Cijfers toets.

Slide 2 - Slide

Waar denk je aan bij puberteit?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Primaire geslachtskenmerken

Secundaire geslachtskenmerken
-Vanaf geboorte zichtbaar.
-Man: penis en balzak.
-Vrouw: vagina en schaamlippen.
-Tot 10 jaar bijna geen verschil.
-Ontstaan tussen 10 en 16 jaar oftewel puberteit
-Geslachtsorganen worden volwassen
-Begin van je puberteit vruchtbaar.


Slide 5 - Slide

Teritaire geslachtskenmerken
Hormonen

-Geen lichamelijke kenmerken
-Verschil in kleding, denken en gedrag
-Vrouwen: rok/jurk, make up etc.
-Mannen: pak/blouse, gamen.
-Hypofyse geeft startsein
-Geslachtsorganen: zaadballen en eierstokken 
-Deze geslachtshormonen regelen de secundaire geslachtskenmerken.
-Bij meisjes begint het 'puberen' meestal eerder dan bij jongens.

Slide 6 - Slide

Puistjes in de puberteit
-Acne
-Talg via poriën
-Mee-eters

Slide 7 - Slide

Transgender
- Genderdysforie
-Verkeerde lichaam geboren
-Verschilt per persoon
-Je moet 5 stappen ondergaan om van geslacht te veranderen
  1. Onderzoeken
  2. Hormoonbehandeling
  3. Real-life test
  4. Operaties
  5. Geslachtoperatie





Slide 8 - Slide

welke factoren hebben invloed op jouw teritaire geslachtskenmerken?

Slide 9 - Open question

Wanneer weet je als jongen dat je vruchtbaar bent?
A
hij heeft een natte droom gehad
B
Hij krijgt een lagere stem en borsthaar
C
Hij begint heel erg te zweten
D
hij heeft een zaadlozing gehad

Slide 10 - Quiz

Wat is talg?
A
Een vettig stofje op je huid.
B
Een bacterie die puistjes veroorzaakt.
C
De rode bultjes op je huid
D
Een zweetklier

Slide 11 - Quiz

Werkblad over puberteit
  • Deze deel ik uit.
  • Zorg dat je naam er op staat.
  • Vul hem alleen of samen (in tweetallen) in.
  • Fluisterend overleggen, niet hardop praten
  • Voor vragen steek je hand op en kom ik bij je.
  • Klaar? Huiswerk afmaken
  • We gaan hem samen bespreken.

Slide 12 - Slide

Cijfers van de toets.
Volgende week bespreken.

Slide 13 - Slide