Vitale Functies workshop ZPO

Vitale functies
Vitale functies
1 / 38
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Vitale functies
Vitale functies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

quiz 
                                                                                       Kennis vitale functies 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vitale functies komt van 'vita'
Wat betekent 'vita'
A
Belangrijk
B
Krachtig
C
Leven
D
Vitamine

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de normale ademfrequentie van een volwassene?
A
15 - 20 x/min.
B
20 - 25 x/min.
C
40 - 60 x/min.
D
60 - 80 x/min.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een goede waarde voor de zuurstofsaturatie?
A
36 - 40%
B
56 - 60%
C
76 - 80%
D
96 - 100%

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de normale hartfrequentie van een volwassene?
A
20 - 60 x/min.
B
40 - 80 x/min.
C
60 - 100 x/min.
D
80 - 120 x/min.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe veel cm. moet de manchet boven de elleboogplooi worden aangebracht?
A
0 cm.
B
2 - 3 cm.
C
3 - 4 cm.
D
4 - 5 cm.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoor je bij de eerste harttoon?
A
De bovendruk
B
De polsdruk
C
De onderdruk
D
De hartdruk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je zeggen over de bloeddruk van deze mevrouw? RR 125/75
A
Ze heeft hypertensie
B
Ze heeft een normale bloeddruk
C
Ze heeft hypotensie

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het als je de temperatuur meet in het oor?
A
Axillair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Timpanisch

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je zeggen over
de temperatuur op deze thermometer?
A
Hypothermie
B
Koorts
C
Normaal
D
Verhoging

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Ademhaling
Het in- en uitademen van zuurstof (ventilatie) in de longen. Afvalstoffen zoals koolstofdioxide worden bij hierbij afgevoerd. Bij het beoordelen van de ademhaling kan de zorgprofessional (arts, verpleegkundige) op de volgende factoren letten.
Ademfrequentie (het aantal ademhalingen per minuut)
Ritme (het ritme van de ademhalingen of bijvoorbeeld het ademhalen met pauzes)
Diepte en gelijkmatigheid (de hoeveelheid lucht ingeademd per inademing)
Adembewegingen (dit doet de patiënt op zijn ademhalingsspieren, let vooral op de nek en neusvleugels)
Ademgeluiden (piepen, reutelen, rochelen)
Saturatie (hoeveelheid zuurstof die in de weefsels wordt opgenomen. Het gemeten percentage kan lager liggen bij een longaandoening zoals COPD)
Hartslag
De pompbeweging van het hart waarbij achtereenvolgens de boezems (atriums) en vervolgens de kamers (ventrikels) samengetrokken door het hart. Bij het beoordelen van de hartslag kan de zorgprofessional op de volgende factoren letten.
Frequentie (het aantal hartslagen per minuut)
Ritme (slaat het hart regelmatig of onregelmatig)
Vulling (is de vulling per hartslag: veel of weinig)
Gelijkmatigheid (van de vulling van de hartslag)
Bloeddruk
De bloeddruk is de druk in de bloedvaten. Door de bloeddruk kan het bloed het gehele lichaam rond gepompt worden, zodat alle organen en spieren voldoende zuurstof krijgen om te kunnen functioneren.
Bij het beoordelen van de bloeddruk kan de zorgverlener op de volgende factoren letten.
Systolische bloeddruk (bovendruk in de bloedvaten) in mmHg (millimeter kwikdruk)
Diastolische bloeddruk (onderdruk in de bloedvaten) in mmHg (millimeter kwikdruk)
Het is vooral van belang om te weten wat de trend is. In het meest ideale scenario is een eerste nulmeting bekend. Hoe is dat bloeddruk van de patiënt normaal gesproken? Is hij wellicht reeds bekend met een lage of hoge bloeddruk? Is er een nulmeting van de bloeddruk? En hoe verhoudt zich dat tegenover de huidige situatie?
Temperatuur
Het lichaam werkt het beste bij een optimale lichaamstemperatuur. Bij een afwijkende waarde kan dat leiden tot functieverlies of beschadiging van weefsel. Bij het beoordelen van de temperatuur kan de zorgprofessional op de volgende factoren letten.
Lichaamstemperatuur (in graden Celsius: °C). Wanneer de temperatuur niet optimaal is, verlopen proces in het lichaam minder goed. Verhoging of koorts kan duiden op een infectie of ziekte, een reactie van het lichaam. Ook een lage temperatuur (hypothermie) moet opgemerkt worden.
Bewustzijn
Bij het beoordelen van het bewustzijn kan de zorgprofessional op de volgende factoren letten.
Een volwassen persoon heeft een normaal bewustzijn bij de volgende kenmerken, gemeten volgens de AVPU methode.
A: alertheid: reageert adequaat op vragen en kijkt spontaan naar de ander.
V: verbaal: de persoon reageert op aanspreken en opent daarbij de ogen.
P: pijn: de persoon reageert op een pijnprikkel.
U: unresponsive: geen enkele reactie op bovenstaande prikkels.
Wat zijn vitale functies? 
Vitale functies hebben invloed op elkaar.  

Een verstoring van één van de vitale functies zal zeer waarschijnlijk ook de andere vitale functies beïnvloeden.  

De vitale functies dienen daarom samen te worden beoordeeld.  

Vitale functies zijn op verschillende manier te beoordelen. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

vitale functies
Vitale functies zijn van levensbelang, valt de regeling hiervan uit dan zijn we in levensgevaar...

  • ademhaling 
  • circulatie 
  • bewustzijn
  • temperatuur 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

wanneer meten we de vitale functies?
geef minimaal 2 voorbeelden

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

  • bij diagnostische onderzoeken (niet pluis)
  • bij ziekte zoals infectieziekten
  • bij en na een chirurgische ingreep
  • na verpleegkundige interventies
  • bij toediening van bepaalde medicatie
Wanneer meten we Vitale Functies

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat kun je allemaal meten
ten aanzien van de vitale functies?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Observatie ademhaling
  • Frequentie (30 sec, tellen, x 2 = ah/min.)
  • Diepte en gelijkmatigheid
  • Ritme of regelmaat
  • Geluid
  • geur
  • Kleur van de zorgvrager

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100%

Slide 22 - Slide

je meet het zuurstof gehalte in het bloed in percentages
Temperatuur
De temperatuur wordt geregeld in de hersenen (hypothalamus)...
  • sensoren in het lichaam geven de temperatuur door
  • wordt het te warm, zet het brein het koelsysteem in
  • wordt het te koud, zet het brein het warmtesysteem in
hypothalamus

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Observaties van de lichaamstemperatuur
Een temperatuur lager dan 35,5 graden heet hypothermie of onderkoeling...
  • rillen, klappertanden
  • bleke en koude huid
  • versneld hart- en ademritme

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

 vitale functies
Een normale temperatuur schommelt tussen de 35.5 en 37.5 graden...
  • hoe ouder, hoe lager de lichaamstemperatuur (tussen deze getallen)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

vitale functies
Een temperatuur van 37.5 - 38.0 graad wordt verhoging (subfebriel) genoemd...
  • zweten
  • verhoogde hartslag en ademhaling

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

vitale functies
Koorts is een temperatuur van 38.0 graad of hoger (febriel)...
  • koorts remt de ziekteverwekker af
  • koorts stimuleert het maken van afweerstoffen
  • koorts is dus een gezonde reactie op besmetting

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

temperaturen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Pols tellen: wat observeer je?
  • Frequentie 
  • (60 - 100 x per minuut)
  • Gelijkmatigheid
  • Ritme, regelmaat
  • Spanning 
  • volume (vulling)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bradycardie
Tachycardie
minder dan 60 slagen per minuut 
traag werkende schildklier
Meer dan 100 slagen per minuut
Ernstige bloeding

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

De vitale functies beoordeel je door metingen en observatie van:


• bewustzijn.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Glasgow Coma Scale (GCS) Methode

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Bloeddruk
  • Bovendruk (systole): 
  • druk in de bloedvaten als het hart samentrekt
  • Onderdruk (diastole): 
  • druk in de bloedvaten als het hart ontspant
  • Weergeven in mm Hg = millimeter kwik
  • RR (Riva Rochy) of tensie
  • 120/80

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Beoordelen regelmaat hartslag 
De hartslag hoort nagenoeg regelmatig te zijn. De hartslagen volgen elkaar dan met regelmatige tussenpozen op. 
Een regelmatige hartslag wordt ook wel regulair genoemd. 

Als de duur van de tussenpozen steeds wisselt, dan wordt de hartslag onregelmatig of irregulair genoemd. 
De belangrijkste oorzaak hiervoor is een hartritmestoornis zoals boezemfibrilleren.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Hoe veel cm. moet de manchet boven de elleboogplooi worden aangebracht?
A
0 cm.
B
2 - 3 cm.
C
3 - 4 cm.
D
4 - 5 cm.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

0

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions