Vitale functies

Vitale functies 


Welkom klas!


1 / 48
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Vitale functies 


Welkom klas!


Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Aanhet eind van de les kun je vertellen:
  • Welke vitale functies er zijn
  • Hoe je de vitale functies controleert
  • Wat de normaalwaarden zijn van de vitale functies

  • Wat zijn je eigen leervragen over de vitale functies?

Slide 4 - Slide

timer
15:00

Slide 5 - Slide

Wat weet je al van vitale functies?

Slide 6 - Mind map

Vitale functies komt van 'vita'
Wat betekent 'vita'
A
Belangrijk
B
Krachtig
C
Leven
D
Vitamine

Slide 7 - Quiz

1

Slide 8 - Video

00:30
Wat zijn de drie vitale functies?

Slide 9 - Open question

Op welke manieren kun je de vitale functies meten?

Slide 10 - Mind map

Op welke manieren kun je de vitale functies meten?

  • Ademhaling tellen en saturatie meten
  • Bloeddruk meten en pols tellen (hartslag)
  • Bewustzijn controleren en temperatuur meten.

Slide 11 - Slide

Ademhaling 
Tijdens de inademing wordt zuurstof via de longen opgenomen in het bloed. Bij de uitademing wordt koolstofdioxide afgevoerd.
De ademhaling wordt ingedeeld in twee typen:
  • buikademhaling
  • borstademhaling

Bij het beoordelen van de ademhaling kan de zorgprofessional (arts, verpleegkundige) op de volgende factoren letten:


Slide 12 - Slide

Observatie ademhaling
  • Frequentie (30 sec, tellen, x 2 = ah/min.)
  • Diepte en gelijkmatigheid
  • Ritme of regelmaat
  • Geluid
  • Kleur van de zorgvrager
  • Ademhaling tellen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Typen ademhaling

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is de normale ademfrequentie van een volwassene?
A
15 - 20 x/min.
B
20 - 25 x/min.
C
40 - 60 x/min.
D
60 - 80 x/min.

Slide 19 - Quiz

2

Slide 20 - Video

00:25
Wat is een goede waarde voor de zuurstofsaturatie?
A
36 - 40%
B
56 - 60%
C
76 - 80%
D
96 - 100%

Slide 21 - Quiz

00:00
Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 22 - Quiz

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100%.
  • Saturatie meten:
  • (WIjs)vinger, zonder nagellak, warm.

Slide 23 - Slide

2

Slide 24 - Video

00:45
Wat is de normale hartfrequentie van een volwassene?
A
20 - 60 x/min.
B
40 - 80 x/min.
C
60 - 100 x/min.
D
80 - 120 x/min.

Slide 25 - Quiz

01:14
Wat is de hartfrequentie van deze dame?
A
15 x/min.
B
20 x/min.
C
60 x/min.
D
80 x/min.

Slide 26 - Quiz

Pols tellen: wat observeer je?
  • Frequentie (60 - 100 x per minuut)
  • Gelijkmatigheid
  • Ritme, regelmaat
  • Spanning en volume (vulling)

Slide 27 - Slide

Lichaamstemperatuur
  • Normaal: 36.0 – 37.4 ºC
  • Verhoging: 37.5 – 37.9 ºC
  • Koorts: 38.0 – 40.0 ºC
  • Hyperthermie: > 40 ºC
  • Onderkoeling (hypothermie): < 35.0 ºC.

Slide 28 - Slide

Temperatuur meten
  • Rectaal (rectum)
  • Axillair (oksel)
  • Oraal (mond)
  • Tympanisch (oor)
  • Voorhoofd met infrarood
  • Temperatuur opnemen.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Hoe heet het als je de temperatuur meet in het oor?
A
Axillair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Timpanisch

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het als je de temperatuur meet in het oor?
A
Axillair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Timpanisch

Slide 32 - Quiz

Oksel
Rectum
Mond
Oor
Oraal
Rectaal
Tympanisch
Axillair

Slide 33 - Drag question

Hyperthermie
Hypothermie
Verhoging
Koorts
< 35.0 ºC
37.5 – 37.9 ºC
38.0 – 40.0 ºC
> 40 ºC

Slide 34 - Drag question

Bloeddruk
  • Bovendruk (systole): druk in de bloedvaten als het hart samentrekt
  • Onderdruk (diastole): druk in de bloedvaten als het hart ontspant
  • Weergeven in mm Hg = millimeter kwik
  • RR (Riva Rochy) of tensie.

Slide 35 - Slide

Afwijkende bloeddruk
  • Hypertensie (vaker dan 1x gemeten):
  • Systole > 140 mm Hg (> 80 jaar > 160 mm Hg)
  • Diastole > 90 mm Hg
  • Hypotensie
  • Bloeddruk meten.

Slide 36 - Slide

3

Slide 37 - Video

00:24
Hoe veel cm. moet de manchet boven de elleboogplooi worden aangebracht?
A
0 cm.
B
2 - 3 cm.
C
3 - 4 cm.
D
4 - 5 cm.

Slide 38 - Quiz

01:11
Wat hoor je bij de eerste harttoon?
A
De bovendruk
B
De polsdruk
C
De onderdruk
D
De hartdruk

Slide 39 - Quiz

01:43
Wat kun je zeggen over de bloeddruk van deze mevrouw?
A
Ze heeft hypertensie
B
Ze heeft een normale bloeddruk
C
Ze heeft hypotensie

Slide 40 - Quiz

Bewustzijn

Slide 41 - Slide

3

Slide 42 - Video

01:35
Wat is de score van een zorgvrager die bij aanspreken de ogen opent?
A
E 2
B
E 3
C
M 2
D
M 3

Slide 43 - Quiz

03:39
Wat is de score van een zorgvrager die beide duimen in de lucht steekt als dat wordt gevraagd?
A
M 1
B
M 6
C
V 1
D
V 6

Slide 44 - Quiz

06:11
Wat is de score van een zorgvrager die niet weet waar hij is en welke dag het is?
A
V 1
B
V 2
C
V 4
D
V 5

Slide 45 - Quiz

Wat heb je geleerd over
(het controleren van) vitale functies?

Slide 46 - Mind map

Vertel in eigen woorden:
  • Welke vitale functies er zijn
  • Hoe je de vitale functies controleert
  • Wat de normaalwaarden zijn van de vitale functies

  • Zoek in de Vilans protocollen naar "ademhaling tellen, saturatie meten, bloeddruk meten".

Slide 47 - Slide

Welk cijfer geef je deze les?
110

Slide 48 - Poll