LET OP!
Soms heb je te maken met een scheidbaar werkwoord en niet met een voorzetsel! Het werkwoord bestaat uit twee delen.
Maartje blaast alleen de ballonnen op. Het werkwoord is opblazen.
De meisjes kijken elkaar verbaasd aan. Het werkwoord is aankijken.
We noemen het dan geen voorzetsel, maar een bijwoord