Werkwoordspelling_basis

Welkom in de les
Wat heb je nodig tijdens de les?
- schrift voor aantekeningen
- zelfdiscipline (werkhouding en chatgedrag)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom in de les
Wat heb je nodig tijdens de les?
- schrift voor aantekeningen
- zelfdiscipline (werkhouding en chatgedrag)

Slide 1 - Slide

Hoe komt het dat jouw werkwoordspelling vaak nog niet goed gaat?

Slide 2 - Open question

Welke drie werkwoordsvormen ken je?

Slide 3 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
A
brokjes
B
heeft
C
de kat
D
opgegeten

Slide 5 - Quiz

Waarom moet je weten wat een persoonsvorm is?

Slide 6 - Open question

tegenwoordige tijd
ik : ik-vorm                                    zwem                      word
jij : ik-vorm + t                              zwemt                     wordt
hij/zij/het: ik-vorm + t              zwemt                     word
wij: infinitief                                 zwemmen             worden
jullie: infinitief                             zwemmen             worden
zij: infinitief                                  zwemmen              worden

Slide 7 - Slide

verleden tijd
ik : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
jij : ik-vorm + de/te                      beloofde              bakte
hij/zij/het: ik-vorm + de/te      beloofde               bakte
wij: ik-vorm + den/ten               beloofden            bakten
jullie: ik-vorm + den/ten           beloofden            bakten
zij: ik-vorm + den/ten                beloofden             bakten

Slide 8 - Slide

Vanmorgen (pakken) ik de fiets uit de schuur
A
pakken
B
pakde
C
pakte
D
pak

Slide 9 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?

Slide 10 - Slide

Welk werkwoord is zwak?
A
Lezen
B
Slapen
C
Lopen
D
Vliegen

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord is zwak?
A
Delen
B
Vallen
C
Geven
D
Vergeten

Slide 12 - Quiz

Welk werkwoord is sterk?
A
Zinken
B
Brengen
C
Vergeten
D
Lopen

Slide 13 - Quiz

Wat voor werkwoord is dit?
De hele klas is vergeten te leren.
A
Zwak
B
Sterk
C
Persoonsvorm
D
Voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Wanneer pas je 't kofschip toe?

Slide 15 - Slide

Geef de juiste spelling van het ZWAKKE werkwoord:
A
Stikte
B
Stikde
C
Stikdte

Slide 16 - Quiz

Geef de juiste spelling van het ZWAKKE werkwoord:
A
Verzachte
B
Verzachtte
C
Verzachde
D
Verzachdte

Slide 17 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord of werkwoord?
Mijn moeder heeft mijn boterhammen belegd.
Ik deed mijn belegde boterhammen in de tas.
Ik besteedde weinig geld aan kleding.
Het bestede bedrag aan kleding was vrij laag. 

Slide 18 - Slide

Wat is de persoonsvorm van de zin:
"Iedereen heeft gisteren gesport"

Slide 19 - Open question

Is de persoonvorm een sterk of zwak werkwoord:
"Waarom was jij gisteren niet op school?"

Slide 20 - Open question

Heeft deze les je geholpen om je werkwoordspelling te verbeteren? Leg ook uit waarom wel/niet.

Slide 21 - Open question